De bijbel
In de christelijke gemeenschap worden woorden over God gesproken. Het bronbroek daarvan is de Bijbel. Het is het ‘woordenboek van God’. Dit boek vertelt het grote verhaal van een paradijs dat verloren is gegaan en is herwonnen. Het is het verhaal van de pelgrimstocht van de mensheid, op weg naar de stad van God. Dat grote verhaal wordt weerspiegeld in een mozaïek van verhalen, geschiedenissen, gedichten, visioenen, preken, wetten, Evangeliën en spreuken. Uit deze bron is geput en is gedronken, de eeuwen door. Vertaald, vertolkt en toegepast is de Bijbel een boek geweest dat diep heeft doorgewerkt en geschiedenis heeft geschreven. Dit boek wordt nog steeds gelezen. Het wordt aangereikt aan elke nieuwe generatie met de aanbeveling: neem en lees! Het is een boek dat op verschillende manieren wordt uitgelegd en vertolkt, maar juist zo heeft het veel mensen geraakt en vernieuwd. Het is geen gemakkelijk boek en het heeft weerbarstige kanten. Soms loop je tegen verborgen schrikdraad aan. De woorden over God zijn niet op een presenteerblaadje leverbaar. Er zijn bovendien door kritische lezers allerlei vragen te stellen en vraagtekens te zetten, bijvoorbeeld over de (historische) geloofwaardigheid van bijbelse verhalen.
Een groot boek vraagt ook om kritische lezers. Dat alles neemt niet weg dat dit boek woorden van en over God in deze wereld heeft ingebracht. Woorden die mensen hebben ingewijd in het geheim van het leven. De woorden van dit boek zijn als korreltjes in deze wereld gevallen en hebben vrucht gedragen. In en door deze woorden hebben vrouwen en mannen de stem van God zelf vernomen en zijn er diep door geraakt. Dat alles sluit kritische vragen niet uit. Alsof je die in de kerk niet mag stellen. Een echte kritische houding sluit echter ook de openheid in om je eigen vooronderstellingen ter discussie te stellen. De Bijbel is een boek dat niet alleen bevraagd wordt, maar dat ook ons bevraagt. Alleen zo komt het tot een vruchtbare lezing.
Jezus
De Bijbel is een boek vol woorden. We horen over God door woorden die geschreven staan. Waarom zijn deze woorden zo bijzonder? Het unieke van deze woorden is dat ze vertellen over een God die meer heeft gedaan dan alleen maar woorden laten klinken. Ze vertellen over een God die nabij gekomen is. Dat is begonnen met Abraham en Sara, Isaak en Rebekka, Jakob, Lea en Rachel. God heeft voor Israël gekozen en Israël gedragen zoals een moeder haar kind. Deze geschiedenis is uitgelopen op Jezus Christus. Volgens het Nieuwe Testament is dat de climax van de openbaring van God. Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon (…). (Heb. 1:1,2a) Ook Jezus heeft, evenals de profeten voor hem, gesproken over God. Denk aan de bergrede en de gelijkenissen. Het zijn voor velen onvergetelijke woorden. Ze zijn zo diep dat we er niet over uitgedacht raken. Tegelijk zijn ze zo eenvoudig dat gewone mensen ze kunnen begrijpen. De zeggingskracht ervan is des te groter omdat we weten dat Jezus met zijn leven voor deze woorden heeft ingestaan. We mogen echter nog een stap verder gaan. De woorden van God zijn ‘in het verleden’ tot ons gekomen door profeten, wijzen en wetgeleerden. In Jezus zijn deze woorden vlees en bloed geworden. Het Woord is hier een Mens geworden, zoals in Johannes 1:14 staat. Letterlijk staat er ‘het Woord is vlees geworden’. God is zelf onder ons gekomen en heeft ons leven gedeeld. Hij at zelfs met hoeren en tollenaars. Jezus ging met ons de lange weg, tot in de dood – de dood aan het kruis.
Zo heeft God zichzelf ter sprake gebracht. Als het stemloze lam. Het is het ‘lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’. (Joh. 1:29). Het spreekt de taal van de liefde die uit God is en alles nieuw maakt. Hier spreekt het hart van God. Dat heeft een zeggingskracht die verder gaat dan elk bewijs. Dit betekent niet dat dit allemaal zo voor de hand ligt en voor iedereen prettig in de oren klinkt. Integendeel, juist Jezus heeft zoveel verzet opgeroepen dat Hij aan het kruis is geslagen. De woorden van God zijn ons allemaal vreemd. Ze storen ons in de waan dat wij zulke fantastische mensen zijn die het natuurlijk veel beter hebben gedaan dan anderen. Ze halen ons uit de droom van onze macht waar we liever niet in gestoord worden. Ze moeten dan ook steeds een weerstand bij ons doorbreken. God zij dank gebeurt dat keer op keer in mensenlevens. Dat wat eerst heeft tegengestaan, wordt voor ons als manna, brood uit de hemel dat leven van God geeft. Hier in dit stervend bestaan wordt Hij voor ons geloofwaardig worden wij mensen van God, liefde op leven en dood. (Liedboek voor de kerken, gezang 325:7)
Uit: Spreken over God 5.0
In de christelijke gemeenschap worden woorden over God gesproken. Het bronbroek daarvan is de Bijbel. Het is het ‘woordenboek van God’. Dit boek vertelt het grote verhaal van een paradijs dat verloren is gegaan en is herwonnen. Het is het verhaal van de pelgrimstocht van de mensheid, op weg naar de stad van God. Dat grote verhaal wordt weerspiegeld in een mozaïek van verhalen, geschiedenissen, gedichten, visioenen, preken, wetten, Evangeliën en spreuken. Uit deze bron is geput en is gedronken, de eeuwen door. Vertaald, vertolkt en toegepast is de Bijbel een boek geweest dat diep heeft doorgewerkt en geschiedenis heeft geschreven. Dit boek wordt nog steeds gelezen. Het wordt aangereikt aan elke nieuwe generatie met de aanbeveling: neem en lees! Het is een boek dat op verschillende manieren wordt uitgelegd en vertolkt, maar juist zo heeft het veel mensen geraakt en vernieuwd. Het is geen gemakkelijk boek en het heeft weerbarstige kanten. Soms loop je tegen verborgen schrikdraad aan. De woorden over God zijn niet op een presenteerblaadje leverbaar. Er zijn bovendien door kritische lezers allerlei vragen te stellen en vraagtekens te zetten, bijvoorbeeld over de (historische) geloofwaardigheid van bijbelse verhalen.
Een groot boek vraagt ook om kritische lezers. Dat alles neemt niet weg dat dit boek woorden van en over God in deze wereld heeft ingebracht. Woorden die mensen hebben ingewijd in het geheim van het leven. De woorden van dit boek zijn als korreltjes in deze wereld gevallen en hebben vrucht gedragen. In en door deze woorden hebben vrouwen en mannen de stem van God zelf vernomen en zijn er diep door geraakt. Dat alles sluit kritische vragen niet uit. Alsof je die in de kerk niet mag stellen. Een echte kritische houding sluit echter ook de openheid in om je eigen vooronderstellingen ter discussie te stellen. De Bijbel is een boek dat niet alleen bevraagd wordt, maar dat ook ons bevraagt. Alleen zo komt het tot een vruchtbare lezing.
Jezus
De Bijbel is een boek vol woorden. We horen over God door woorden die geschreven staan. Waarom zijn deze woorden zo bijzonder? Het unieke van deze woorden is dat ze vertellen over een God die meer heeft gedaan dan alleen maar woorden laten klinken. Ze vertellen over een God die nabij gekomen is. Dat is begonnen met Abraham en Sara, Isaak en Rebekka, Jakob, Lea en Rachel. God heeft voor Israël gekozen en Israël gedragen zoals een moeder haar kind. Deze geschiedenis is uitgelopen op Jezus Christus. Volgens het Nieuwe Testament is dat de climax van de openbaring van God. Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon (…). (Heb. 1:1,2a) Ook Jezus heeft, evenals de profeten voor hem, gesproken over God. Denk aan de bergrede en de gelijkenissen. Het zijn voor velen onvergetelijke woorden. Ze zijn zo diep dat we er niet over uitgedacht raken. Tegelijk zijn ze zo eenvoudig dat gewone mensen ze kunnen begrijpen. De zeggingskracht ervan is des te groter omdat we weten dat Jezus met zijn leven voor deze woorden heeft ingestaan. We mogen echter nog een stap verder gaan. De woorden van God zijn ‘in het verleden’ tot ons gekomen door profeten, wijzen en wetgeleerden. In Jezus zijn deze woorden vlees en bloed geworden. Het Woord is hier een Mens geworden, zoals in Johannes 1:14 staat. Letterlijk staat er ‘het Woord is vlees geworden’. God is zelf onder ons gekomen en heeft ons leven gedeeld. Hij at zelfs met hoeren en tollenaars. Jezus ging met ons de lange weg, tot in de dood – de dood aan het kruis.
Zo heeft God zichzelf ter sprake gebracht. Als het stemloze lam. Het is het ‘lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’. (Joh. 1:29). Het spreekt de taal van de liefde die uit God is en alles nieuw maakt. Hier spreekt het hart van God. Dat heeft een zeggingskracht die verder gaat dan elk bewijs. Dit betekent niet dat dit allemaal zo voor de hand ligt en voor iedereen prettig in de oren klinkt. Integendeel, juist Jezus heeft zoveel verzet opgeroepen dat Hij aan het kruis is geslagen. De woorden van God zijn ons allemaal vreemd. Ze storen ons in de waan dat wij zulke fantastische mensen zijn die het natuurlijk veel beter hebben gedaan dan anderen. Ze halen ons uit de droom van onze macht waar we liever niet in gestoord worden. Ze moeten dan ook steeds een weerstand bij ons doorbreken. God zij dank gebeurt dat keer op keer in mensenlevens. Dat wat eerst heeft tegengestaan, wordt voor ons als manna, brood uit de hemel dat leven van God geeft. Hier in dit stervend bestaan wordt Hij voor ons geloofwaardig worden wij mensen van God, liefde op leven en dood. (Liedboek voor de kerken, gezang 325:7)
Uit: Spreken over God 5.0
|
|
Drs. Scheurwater in de kerk van Slochteren: "Mens, waar ben je?"
Inspirerende preken. Hieronder vindt u inspirerende preken die het waard
zijn om nog eens gelezen te worden
De Emmaüsgangers Drs. K. Oosterhuis, geestelijk verzorger UMCG
Gehouden in de kerk van Slochteren op zondag 30 april 2023
|
Mensen van de Opgestane Heer, Jezus Christus!
Met Pasen vond in de stille tuin van Jozef van Arimatea
een prachtige ontmoeting plaats tussen Jezus en Maria.
Maria wordt bij haar naam genoemd!
En meteen herkent zij Jezus, en zegt: Raboeni!
Maria die de Opgestane Heer als eerste ontmoet.
En zij mag het doorvertellen……
als eerste getuige van de opstanding!
Jezus: hij is de Levende, maar dit was niet voor iedereen meteen helder.
De Emmaüsgangers discussiëren druk met elkaar over alles wat er met Jezus is gebeurd,
tijdens de laatste dagen van zijn leven.
En zij herkennen hem niet als hij met hen meeloopt.
Net zoals Maria, die denkt dat het de tuinman is.
Allemaal zijn ze verslagen en overspoeld met verdriet.
Door hun tranen heen zien ze de werkelijkheid niet meer.
We horen en zien hun ongeloof en verdriet.
Misschien kunnen wij door dit verhaal ook getuigen worden van de Opstanding.
Want, Lucas wil ons overtuigen met dit opstandingsverhaal.
Als lezers word je meteen meegenomen door de personages.
Allemaal mensen die aanvankelijk niet konden geloven dat Jezus was opgestaan.
Twee engelen hebben geprobeerd de vrouwen duidelijk maken dat zij de Levende niet bij de doden kunnen vinden.
Pas dan worden zij aan Jezus’ woorden herinnerd.
Maar als de vrouwen naar de andere leerlingen gaan en dit vertellen kunnen zij het nog niet geloven.
Een leeg graf……
Zélfs de woorden van ooggetuigen hebben hen niet overtuigd.
Er is blijkbaar veel meer nodig om tot geloven te komen.
De Emmaüsgangers hebben hun hoop verloren.
Ondanks de overtuiging van de vrouwen dat Jezus leeft,
zijn ze teleurgesteld en ontgoocheld.
Ze gaan weer terug naar Emmaüs.
Met lood in de schoenen.
Weg van Jeruzalem, weg van het onheil, weg van de dood…..
Ze keren de dood letterlijk de rug toe……
Ze zijn diep geschokt!
En ze zijn er kapot van en vragen zich af waarom Jezus sterven moest.
Hij was immers zo’n groot profeet.
Al hun hoop was op hem gevestigd.
Hun perspectief was compleet verdwenen; de grond was hun onder de voeten weggeslagen.
Volgens Lucas is de weg van Jeruzalem
naar Emmaüs de verkeerde kant op.
Het evangelie van Jezus wordt verteld in de volgorde van Galilea naar Jeruzalem en niet andersom.
En juist de cruciale momenten in Jezus’ leven vinden plaats in Jeruzalem: Zijn dood, en opstanding en hemelvaart.
De Emmaüsgangers zijn diep ontzet door Jezus’ dood aan het kruis.
Ze discussiëren en proberen te begrijpen hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren.
Samen zoeken ze naar zin en betekenis.
En dan….., vanuit het niets - sluit Jezus zich bij hen aan.
Hij wordt door hen niet herkend.
Zijn stem, zijn manier van lopen, zijn uiterlijk en gebaren worden niet herkend.
Samen lopen zij verder.
Ze zien helemaal niets…….!
Hun blik werd vertroebeld, staat er…..
En dat is natuurlijk helemaal niet verwonderlijk.
Ach, het is zo herkenbaar……
Je geliefde is net gestorven…..
Je wordt overspoeld met verdriet….
Je leeft in je eigen wereld…..
Je wordt geleefd….
Er speelt zich zoveel af in je hoofd……!
Soms zie je dan de dingen niet meer helemaal helder en scherp.
Je bent verdoofd door alle gebeurtenissen,
door de uitvaart met alle hectiek er om heen.
Je kunt je zo ontredderd en alleen voelen…….
Vaak heb je nog niet eens tijd voor het verdriet en
het échte rouwproces moet nog komen.
Jezus herkent en erkent hun verdriet.
En dat is zo belangrijk!
Hij hoort hun verhaal van droefheid en ontreddering aan.
En Jezus haalt hen niet meteen uit de droom door te zeggen:
‘Ik ben de opgestane Heer, kom mee terug naar Jeruzalem
en dan vieren we mijn opstanding…..’
Nee, hij loopt met ze mee, weg van Jeruzalem.
Hij wil juist meegaan in het verdriet en stelt hen vragen ter verheldering en ordening.
Hij wil ten diepste troostend nabij zijn.
Hij neemt rustig de tijd en de ruimte voor hun verhaal……
Zelf merk ik in de gesprekken en ontmoetingen in
het ziekenhuis hoezeer mensen hun eigen verhaal willen delen.
Mensen die lijden aan het leven en de gebrokenheid en kwetsbaarheid ervaren.
Juist door het verhaal te delen helpt het hen te ordenen,
en de gebeurtenissen in hun eigen leven onder ogen te zien, en mogelijk te aanvaarden.
Hierdoor wordt degene in kwestie erkend en gekend.
En vaak hoef je niet veel te zeggen en is luisteren voldoende.
Dat persoonlijke verhaal mag er helemaal zijn!!
En wanneer de Emmaüsgangers hun
emoties hebben kunnen delen, begint Jezus…..
Hij laat hen vanuit de Schrift zien, dat de Messias een lijdende Messias moest zijn.
Misschien heeft Jezus dat wel met de teksten uit Jesaja onderbouwd.
Wanneer de mannen dichtbij huis zijn, nodigen zij de vreemdeling uit met hen mee te gaan.
En Jezus doet alsof hij verder wil gaan.
Hij dringt zich niet op en forceert niets……
Het lijkt alsof hij ook niet meteen toegeeft aan de uitnodiging….
Omdat de twee zo aandringen gaat hij met hen mee naar binnen.
Ze halen hem in huis en met hem halen ze zoveel meer in huis!
Hun leven zal totaal veranderen!
Zij gaan aan tafel.
Het is een intiem, ja een heilig moment!
Met een volkomen natuurlijk gebaar neemt Jezus het brood.
Hier gebeurt iets bijzonders…..
Daar zit de enorme kracht van dit verhaal…..
De gast neemt het brood!
De vreemdeling – de gast – wordt Gastheer!
En HIJ, Jezus spreekt het zegengebed uit.
Hij breekt het brood en reikt het hun aan.
Nu wordt het wonder zichtbaar!
Het geheim ontvouwt zich.
Plotseling wordt Jezus herkend in het breken van het brood.
En dat vind ik zo’n prachtige en geweldige ervaring:
Juist in dat breken van het brood wordt Jezus herkend!
Dit doet natuurlijk denken aan het laatste avondmaal.
Waar Jezus het brood breekt en uitdeelt……
Zoals hij zijn lichaam breekt en uitdeelt aan u en mij.
Jezus deelt zijn immense liefde uit!
Hij wil ons van zijn liefde laten proeven.
De weg van Jeruzalem naar Emmaüs was niet alleen een letterlijke weg,
maar ook een innerlijke weg.
Er is iets van binnenin hun losgemaakt!
Het innerlijke veranderingsproces bij de twee
Emmaüsgangers heeft hen in beweging gezet.
Zij kunnen nu op eigen benen terug naar de andere leerlingen.
Het verhaal helpt je inzicht te krijgen in de weg van Jezus.
We ontdekken de zin en de betekenis!
In eerste instantie lijkt het zinloos, hopeloos en uitzichtloos.
Maar door het breken van het brood, de woorden en het gebaar…
gaan hun ogen open!
Van ongeloof naar geloof!
Hij is het, de Levende Jezus!
De Messias, op wie ze al hun hoop hadden
gevestigd is opgestaan en leeft!
Na de maaltijd bleek hun hart al die tijd al
in vuur en vlam te hebben gestaan.
Maar de uitleg van de schrift had hen nog niet tot een inzicht gebracht.
Dat gebeurde pas toen Jezus het brood nam,
de zegen uitsprak en het brood brak en hun het gaf.
Het brood, wat woorden en een gebaar.
Huiselijker en herkenbaarder kan het niet.
Dat is ook hoe Jezus voortdurend verkondigde.
Herkenbaar en concreet.
En zo leeft hij voort onder ons mensen.
En die twee mannen van Emmaüs.
Voor hen is die dag het licht volop doorgebroken.
Hoopgevend en stralend licht.
En niets, zélfs de dood houdt Jezus niet vast.
Want Gods liefde in Christus is veel te groot om dood te bloeden!
Dwars door het onrecht, het lijden en de dood is er nieuw leven.
Jezus gaat, onaantastbaar zijn gang.
En meteen is hij verdwenen.
Is dat geen anticlimax?
Net zo’n geweldig moment en nu alweer een lege plek!!
Het komt ons misschien nogal cru over.
Maar voor de beide mannen is dat anders.
Zij hebben dat ultieme moment van breken en delen meegemaakt.
Jezus is verdwenen, is afwezig!
Hij is niet vast te leggen of vast te houden,
maar Jezus’ afwezigheid is een gevulde afwezigheid.
Of hij nu lijfelijk bij hen is of niet: hij is er gewoon.
De Emmaüsgangers gaan van geluk terug naar Jeruzalem
en beginnen de tocht gewoon opnieuw.
Niets is hen teveel.
Wat een dag!
De dag van hun leven!
Ze hebben de Levende gezien.
Zo gaat de opgestane Heer met je mee in de gestalte van de Geest.
Die u en mij troost, bemoedigt en helpt de weg te gaan.
Het opstandingsverhaal roept ons op om het voluit te delen met anderen.
Gods liefde en kracht werkt immers ook door ons mensen heen.
Met de ogen van de Emmaüsgangers zijn wij ook getuigen van de Opstanding.
En ja, je leeft in de werkelijkheid van alledag.
Waar je oorlog en geweld ziet.
Waar vluchtelingen van huis en haard worden verdreven.
Waar mensen worden gediscrimineerd op kleur of identiteit.
Waar natuurrampen zich voltrekken.
En ook in je persoonlijk leven kan zich van alles afspelen.
Het leven in al z’n grilligheid gaat soms met vallen en opstaan.
Het zal niet altijd gemakkelijk zijn onderweg.
En wat kun je je soms eenzaam of wanhopig voelen.
Allerlei dingen kunnen je bezighouden, beperken of kleinmaken.
Het aanvaarden van je situatie is niet gemakkelijk.
Het omgaan met het ziek zijn of het
ouder worden waarin de krachten afnemen.
Steeds weer moeten we loslaten.
Het verlies van geliefden……
Het verlies aan lichamelijke en geestelijke gezondheid….
En we denken misschien weleens:
Wanneer houdt dat nu eens op en waar is God?
En tóch……..
Hoe moeilijk het soms ook is…….
Tóch geloven we dat Hij bij ons zal zijn en onze Helper is.
Ook al zie je Hem niet…..
‘Was ons hart niet brandende in ons!’
In je hart mag je hem voelen en wil Hij je nabij zijn.
Ten diepste verbindt hij zich met u en mij en laat niet los.
Hij gaat mee in je gevoelens en omstandigheden.
Dat bevestigt Hij in Zijn naam: ‘Ik ben’
Hij heeft oog en oor voor u en mij, want hij zegt:
Jij bent mijn kind!
Jij doet er toe!
Jij mag er helemaal zijn!
Ik ga met je mee!
Het verhaal van Lucas is hoopvol en bemoedigend.
De weg van de Emmaüsgangers is er één om nooit te vergeten.
Een weg die misschien wel lijkt op die van u en mij.
Met de Emmaüsgangers mag je genieten van
het grote wonder van de Opstanding.
En de opstandingskracht van God in Christus mag
u en mij op de been houden.
En dan zal er tóch maar Iemand
zijn die met je meeloopt.
Iemand?!!
Dan zal de Opgestane er tóch maar zijn.
Om je te bij te staan.
Om je moed in te spreken,
Om je perspectief te geven.
En laat u of jij hem mee naar binnengaan?
Ik zou zeggen: laat het maar gebeuren….
Dan gaan je ogen vanzelf open!
Amen
Met Pasen vond in de stille tuin van Jozef van Arimatea
een prachtige ontmoeting plaats tussen Jezus en Maria.
Maria wordt bij haar naam genoemd!
En meteen herkent zij Jezus, en zegt: Raboeni!
Maria die de Opgestane Heer als eerste ontmoet.
En zij mag het doorvertellen……
als eerste getuige van de opstanding!
Jezus: hij is de Levende, maar dit was niet voor iedereen meteen helder.
De Emmaüsgangers discussiëren druk met elkaar over alles wat er met Jezus is gebeurd,
tijdens de laatste dagen van zijn leven.
En zij herkennen hem niet als hij met hen meeloopt.
Net zoals Maria, die denkt dat het de tuinman is.
Allemaal zijn ze verslagen en overspoeld met verdriet.
Door hun tranen heen zien ze de werkelijkheid niet meer.
We horen en zien hun ongeloof en verdriet.
Misschien kunnen wij door dit verhaal ook getuigen worden van de Opstanding.
Want, Lucas wil ons overtuigen met dit opstandingsverhaal.
Als lezers word je meteen meegenomen door de personages.
Allemaal mensen die aanvankelijk niet konden geloven dat Jezus was opgestaan.
Twee engelen hebben geprobeerd de vrouwen duidelijk maken dat zij de Levende niet bij de doden kunnen vinden.
Pas dan worden zij aan Jezus’ woorden herinnerd.
Maar als de vrouwen naar de andere leerlingen gaan en dit vertellen kunnen zij het nog niet geloven.
Een leeg graf……
Zélfs de woorden van ooggetuigen hebben hen niet overtuigd.
Er is blijkbaar veel meer nodig om tot geloven te komen.
De Emmaüsgangers hebben hun hoop verloren.
Ondanks de overtuiging van de vrouwen dat Jezus leeft,
zijn ze teleurgesteld en ontgoocheld.
Ze gaan weer terug naar Emmaüs.
Met lood in de schoenen.
Weg van Jeruzalem, weg van het onheil, weg van de dood…..
Ze keren de dood letterlijk de rug toe……
Ze zijn diep geschokt!
En ze zijn er kapot van en vragen zich af waarom Jezus sterven moest.
Hij was immers zo’n groot profeet.
Al hun hoop was op hem gevestigd.
Hun perspectief was compleet verdwenen; de grond was hun onder de voeten weggeslagen.
Volgens Lucas is de weg van Jeruzalem
naar Emmaüs de verkeerde kant op.
Het evangelie van Jezus wordt verteld in de volgorde van Galilea naar Jeruzalem en niet andersom.
En juist de cruciale momenten in Jezus’ leven vinden plaats in Jeruzalem: Zijn dood, en opstanding en hemelvaart.
De Emmaüsgangers zijn diep ontzet door Jezus’ dood aan het kruis.
Ze discussiëren en proberen te begrijpen hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren.
Samen zoeken ze naar zin en betekenis.
En dan….., vanuit het niets - sluit Jezus zich bij hen aan.
Hij wordt door hen niet herkend.
Zijn stem, zijn manier van lopen, zijn uiterlijk en gebaren worden niet herkend.
Samen lopen zij verder.
Ze zien helemaal niets…….!
Hun blik werd vertroebeld, staat er…..
En dat is natuurlijk helemaal niet verwonderlijk.
Ach, het is zo herkenbaar……
Je geliefde is net gestorven…..
Je wordt overspoeld met verdriet….
Je leeft in je eigen wereld…..
Je wordt geleefd….
Er speelt zich zoveel af in je hoofd……!
Soms zie je dan de dingen niet meer helemaal helder en scherp.
Je bent verdoofd door alle gebeurtenissen,
door de uitvaart met alle hectiek er om heen.
Je kunt je zo ontredderd en alleen voelen…….
Vaak heb je nog niet eens tijd voor het verdriet en
het échte rouwproces moet nog komen.
Jezus herkent en erkent hun verdriet.
En dat is zo belangrijk!
Hij hoort hun verhaal van droefheid en ontreddering aan.
En Jezus haalt hen niet meteen uit de droom door te zeggen:
‘Ik ben de opgestane Heer, kom mee terug naar Jeruzalem
en dan vieren we mijn opstanding…..’
Nee, hij loopt met ze mee, weg van Jeruzalem.
Hij wil juist meegaan in het verdriet en stelt hen vragen ter verheldering en ordening.
Hij wil ten diepste troostend nabij zijn.
Hij neemt rustig de tijd en de ruimte voor hun verhaal……
Zelf merk ik in de gesprekken en ontmoetingen in
het ziekenhuis hoezeer mensen hun eigen verhaal willen delen.
Mensen die lijden aan het leven en de gebrokenheid en kwetsbaarheid ervaren.
Juist door het verhaal te delen helpt het hen te ordenen,
en de gebeurtenissen in hun eigen leven onder ogen te zien, en mogelijk te aanvaarden.
Hierdoor wordt degene in kwestie erkend en gekend.
En vaak hoef je niet veel te zeggen en is luisteren voldoende.
Dat persoonlijke verhaal mag er helemaal zijn!!
En wanneer de Emmaüsgangers hun
emoties hebben kunnen delen, begint Jezus…..
Hij laat hen vanuit de Schrift zien, dat de Messias een lijdende Messias moest zijn.
Misschien heeft Jezus dat wel met de teksten uit Jesaja onderbouwd.
Wanneer de mannen dichtbij huis zijn, nodigen zij de vreemdeling uit met hen mee te gaan.
En Jezus doet alsof hij verder wil gaan.
Hij dringt zich niet op en forceert niets……
Het lijkt alsof hij ook niet meteen toegeeft aan de uitnodiging….
Omdat de twee zo aandringen gaat hij met hen mee naar binnen.
Ze halen hem in huis en met hem halen ze zoveel meer in huis!
Hun leven zal totaal veranderen!
Zij gaan aan tafel.
Het is een intiem, ja een heilig moment!
Met een volkomen natuurlijk gebaar neemt Jezus het brood.
Hier gebeurt iets bijzonders…..
Daar zit de enorme kracht van dit verhaal…..
De gast neemt het brood!
De vreemdeling – de gast – wordt Gastheer!
En HIJ, Jezus spreekt het zegengebed uit.
Hij breekt het brood en reikt het hun aan.
Nu wordt het wonder zichtbaar!
Het geheim ontvouwt zich.
Plotseling wordt Jezus herkend in het breken van het brood.
En dat vind ik zo’n prachtige en geweldige ervaring:
Juist in dat breken van het brood wordt Jezus herkend!
Dit doet natuurlijk denken aan het laatste avondmaal.
Waar Jezus het brood breekt en uitdeelt……
Zoals hij zijn lichaam breekt en uitdeelt aan u en mij.
Jezus deelt zijn immense liefde uit!
Hij wil ons van zijn liefde laten proeven.
De weg van Jeruzalem naar Emmaüs was niet alleen een letterlijke weg,
maar ook een innerlijke weg.
Er is iets van binnenin hun losgemaakt!
Het innerlijke veranderingsproces bij de twee
Emmaüsgangers heeft hen in beweging gezet.
Zij kunnen nu op eigen benen terug naar de andere leerlingen.
Het verhaal helpt je inzicht te krijgen in de weg van Jezus.
We ontdekken de zin en de betekenis!
In eerste instantie lijkt het zinloos, hopeloos en uitzichtloos.
Maar door het breken van het brood, de woorden en het gebaar…
gaan hun ogen open!
Van ongeloof naar geloof!
Hij is het, de Levende Jezus!
De Messias, op wie ze al hun hoop hadden
gevestigd is opgestaan en leeft!
Na de maaltijd bleek hun hart al die tijd al
in vuur en vlam te hebben gestaan.
Maar de uitleg van de schrift had hen nog niet tot een inzicht gebracht.
Dat gebeurde pas toen Jezus het brood nam,
de zegen uitsprak en het brood brak en hun het gaf.
Het brood, wat woorden en een gebaar.
Huiselijker en herkenbaarder kan het niet.
Dat is ook hoe Jezus voortdurend verkondigde.
Herkenbaar en concreet.
En zo leeft hij voort onder ons mensen.
En die twee mannen van Emmaüs.
Voor hen is die dag het licht volop doorgebroken.
Hoopgevend en stralend licht.
En niets, zélfs de dood houdt Jezus niet vast.
Want Gods liefde in Christus is veel te groot om dood te bloeden!
Dwars door het onrecht, het lijden en de dood is er nieuw leven.
Jezus gaat, onaantastbaar zijn gang.
En meteen is hij verdwenen.
Is dat geen anticlimax?
Net zo’n geweldig moment en nu alweer een lege plek!!
Het komt ons misschien nogal cru over.
Maar voor de beide mannen is dat anders.
Zij hebben dat ultieme moment van breken en delen meegemaakt.
Jezus is verdwenen, is afwezig!
Hij is niet vast te leggen of vast te houden,
maar Jezus’ afwezigheid is een gevulde afwezigheid.
Of hij nu lijfelijk bij hen is of niet: hij is er gewoon.
De Emmaüsgangers gaan van geluk terug naar Jeruzalem
en beginnen de tocht gewoon opnieuw.
Niets is hen teveel.
Wat een dag!
De dag van hun leven!
Ze hebben de Levende gezien.
Zo gaat de opgestane Heer met je mee in de gestalte van de Geest.
Die u en mij troost, bemoedigt en helpt de weg te gaan.
Het opstandingsverhaal roept ons op om het voluit te delen met anderen.
Gods liefde en kracht werkt immers ook door ons mensen heen.
Met de ogen van de Emmaüsgangers zijn wij ook getuigen van de Opstanding.
En ja, je leeft in de werkelijkheid van alledag.
Waar je oorlog en geweld ziet.
Waar vluchtelingen van huis en haard worden verdreven.
Waar mensen worden gediscrimineerd op kleur of identiteit.
Waar natuurrampen zich voltrekken.
En ook in je persoonlijk leven kan zich van alles afspelen.
Het leven in al z’n grilligheid gaat soms met vallen en opstaan.
Het zal niet altijd gemakkelijk zijn onderweg.
En wat kun je je soms eenzaam of wanhopig voelen.
Allerlei dingen kunnen je bezighouden, beperken of kleinmaken.
Het aanvaarden van je situatie is niet gemakkelijk.
Het omgaan met het ziek zijn of het
ouder worden waarin de krachten afnemen.
Steeds weer moeten we loslaten.
Het verlies van geliefden……
Het verlies aan lichamelijke en geestelijke gezondheid….
En we denken misschien weleens:
Wanneer houdt dat nu eens op en waar is God?
En tóch……..
Hoe moeilijk het soms ook is…….
Tóch geloven we dat Hij bij ons zal zijn en onze Helper is.
Ook al zie je Hem niet…..
‘Was ons hart niet brandende in ons!’
In je hart mag je hem voelen en wil Hij je nabij zijn.
Ten diepste verbindt hij zich met u en mij en laat niet los.
Hij gaat mee in je gevoelens en omstandigheden.
Dat bevestigt Hij in Zijn naam: ‘Ik ben’
Hij heeft oog en oor voor u en mij, want hij zegt:
Jij bent mijn kind!
Jij doet er toe!
Jij mag er helemaal zijn!
Ik ga met je mee!
Het verhaal van Lucas is hoopvol en bemoedigend.
De weg van de Emmaüsgangers is er één om nooit te vergeten.
Een weg die misschien wel lijkt op die van u en mij.
Met de Emmaüsgangers mag je genieten van
het grote wonder van de Opstanding.
En de opstandingskracht van God in Christus mag
u en mij op de been houden.
En dan zal er tóch maar Iemand
zijn die met je meeloopt.
Iemand?!!
Dan zal de Opgestane er tóch maar zijn.
Om je te bij te staan.
Om je moed in te spreken,
Om je perspectief te geven.
En laat u of jij hem mee naar binnengaan?
Ik zou zeggen: laat het maar gebeuren….
Dan gaan je ogen vanzelf open!
Amen
Kom tot inkeer & het Koninkrijk van God. Ds. Harry Eringa, 26 januari 2020
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De tekst van vandaag is redelijk bekend. Jezus, die langs de zee van Galilea liep en een begin maakt met het verkondigen van Gods boodschap. Als hij hoort dat Johannes gevangen zit, is dat voor hem het startsein om zelf in beweging te komen. Gods boodschap moet verteld worden! Blijkbaar heeft jezus geen angst. En we lezen hoe hij mensen aanspreekt om zijn voorbeeld te volgen. De eerste volgelingen, de eerste discipelen worden opgeroepen en wonderlijk: ze volgen. Jezus moet blijkbaar een bepaalde autoriteit, een bepaald charisma hebben gehad, waardoor ze hem volgen. De boodschap die jezus verkondigt begint met de woorden: kom tot inkeer, want het koninkrijk der hemelen is nabij. Deze tekstregel staat vandaag centraal. Eerst meer over het stukje ‘Kom tot inkeer’ , daarna meer over ‘het koninkrijk der hemelen’ en als afsluiting een verbinding.
Kom tot inkeer.
Wat maakt dat mensen tot inkeer moeten komen? Is het leven dat ze leiden niet ‘goed’, doen ze iets verkeerd? In de tekst is namelijk niet direct te lezen dat de mensen in die omgeving ‘fout’ leefden. Maar wel lezen we over dit gebied dat Jesaja lang geleden het Galilea der heidenen noemde. Hij zegt dat de bewoners van dat gebied behoren tot een volk dat in duisternis leefde. Niet erg hoopgevend, maar door er aan toe te voegen dat dit volk een schitterend licht ziet komt er een beweging in het verhaal: van donker naar licht. Jesaja verwoordt het met: zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.
Door in het donker een kaars aan te steken kun je pas weer wat gaan zien. Was alles eerst aardedonker en niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden, door een kaarsvlam ontstaat er al nuancering en kun je ook zien hoe donker het was. Zo moet het denk ik voor de bewoners van Galilea zijn geweest. Ze leefden al zo lang op een bepaalde manier dat ze niet meer in de gaten hadden dat dit een ‘leven in de duisternis’ was. Maar door de aanwezigheid van Jezus, die hier begint met de verkondiging van de blijde boodschap, zien ze hoe ze geleefd hebben. En Jezus zegt: kom tot inkeer. Er moet wat veranderen in hun leven, in hun levenspatronen, in hun manier van denken. Kom tot inkeer betekent dat er een beweging van donker naar licht kan worden ingezet. Het zijn dus woorden die de mensen daar oproepen om kritisch naar het geleefde leven te kijken. Hoe zijn de levenspatronen en denkwijzen? En zijn die in overeenstemming met wat er vanuit het geloof van hen gevraagd wordt? Een vraag die toen maar ook nu gesteld mag worden. Kom in beweging, durf kritisch naar je leefwijze te kijken.
Geen eenvoudige vraag want tot inkeer komen is letterlijk in jezelf inkeren, je bezinnen op je dagelijkse leven. Wat doe ik en doe ik ‘het goede’? Is het nodig dat ik in beweging kom, is het donker in mij en is er licht nodig? En dan ook nog een vervolgvraag. Als je van jezelf denkt dat je in beweging moet komen, dat je je levensstijl moet gaan veranderen omdat die niet in overeenstemming is met wat God van je vraagt, wat doe je dan. Hoe kom je in beweging? Gaat dat zomaar? Hoe dan? Dat is bij de meeste mensen niet eenvoudig. We zijn over het algemeen gesproken eerder geneigd om alles bij het oude te willen houden. Lekker vertrouwd. Verandering is over het algemeen niet iets wat we toejuichen. Dat zal vroeger zo geweest zijn en dat is iets wat nu nog steeds geldt.
Toch worden de bewoners van Galilea opgeroepen tot inkeer. Ze moeten gaan leven naar de 10 woorden van God. En ik zei het al: een oproep die ook aan ons gericht is. Het volk leefde toen in duisternis. Is de situatie toen direct te vergelijken met onze tijd? Ik weet het niet maar ook wij kennen en kenden situaties van diepe duisternis. Kenden. Zo’n 80 jaar geleden begon de Tweede wereldoorlog. Morgen wordt gevierd dat 75 jaar geleden aan Auschwitz een einde kwam. Onmenselijk lijden ging er aan vooraf. Alle woorden van God werden met voeten getreden en dan blijft het donker, aardedonker. Pas als de oorlog stopt, als het donker verdwijnt kan er weer licht gaan gloren. Helaas is dat niet iets van een ver verleden, want wereldwijd woedden er nog steeds oorlogen, Syrië, Jemen, Libië, en nog steeds of steeds weer zijn er situaties waar het donker is: plaatsen van moord en doodslag. Eind vorig jaar zo angstig dichtbij: de moord op twee mensen uit Slochteren. Wat ik probeer te zeggen: we denken vaak dat het ver weg gebeurt en dan zien we amper dat het dicht bij huis ook donker kan zijn. Ja nog dichterbij: dat het in ons eigen leven donker kan zijn. Wat dan nodig is: verandering door inkeer. Dat zorgt voor de beweging van donker naar ‘licht’.
En dan: Het koninkrijk van de hemel.
In de Bijbel wordt gesproken over het koninkrijk van de hemel én ook over het Koninkrijk van God. Het zijn denk ik twee verschillende benamingen voor één en hetzelfde Koninkrijk. De evangelist Mattheus schrijft zijn evangelie voor met name de Joodse doelgroep. En het noemen van de Godsnaam is iets wat Joden niet mogen doen. Vanuit dit gezichtspunt gezien is het te verklaren dat Mattheus het niet heeft over het koninkrijk van God maar over het Koninkrijk van de hemel. Maar het is ook een verklaring die mank gaat want ook in het evangelie naar Mattheus wordt gesproken over het Koninkrijk van God. Waar hebben we het dan over?
Met het koninkrijk van God wordt verwezen naar de controle of de soevereiniteit van God over alle dingen, in tegenstelling tot die van aardse machthebbers, die slechts controle uitoefenen over een stuk land en haar bewoners. In het Jodendom is de gedachte van het Koninkrijk van God verbonden aan de joodse overtuiging dat God in zal grijpen in de situatie waarin de mensen leven: bezet en onderdrukt door weer een nieuwe machthebber. God zal komen om het koninkrijk van Israël te herstellen. Hier op aarde.
In het christendom heeft het begrip ‘Koninkrijk van God’ lange tijd gestaan voor een tijd die voor ons uit ligt, in de toekomst. Wanneer die toekomst daadwerkelijk zal aanbreken is niemand bekend. Het is een gedachte die nog steeds wordt aangehangen maar er wordt tegenwoordig een visie, een gedachte aan toegevoegd: het Koninkrijk van God is niet alleen iets van de toekomst maar veelmeer ook iets van en voor nu: waar mensen hun leven leiden door Gods 10 Woorden daar ontstaat Gods koninkrijk al. Een gedachte die mij aanspreekt. Gods koninkrijk is en wordt niet door mensen bepaald en gegarandeerd maar mensen kunnen wel hun steentje bijdragen. Mensen worden inclusief opgenomen in Gods heilsplan. Overal waar God als Koning wordt beleden is of wordt Gods Koninkrijk zichtbaar. Dat zit ‘m in hele kleine en gewone dingen die we zelf doen, kunnen doen. En als we dat doen en blijven doen, dan zal er veel veranderen. Iets van de heerlijkheid van Gods Koninkrijk of sterker: Nooit is op aarde zoveel van God en zoveel van Zijn koninkrijk te zien en te ervaren geweest als toen Jezus hier was. Lees in de evangeliën wat Hij deed. Jezus was bij de mensen in nood. Jezus ging rond en genas de zieken. Hij bracht bezetenen tot rust. Hij gaf het leven terug aan mensen die geen leven hadden. Hij bevrijdde mensen van hun angsten. Hij leerde mensen hun vijanden lief te hebben. Hij verzette zich tegen alles wat onecht en onwaar was. Hij vertelde over vergeving. In het Koninkrijk van God komt God tot Zijn eer en elk mens tot zijn recht.
Wanneer in Mattheüs de term "koninkrijk der hemelen" gebruikt wordt, slaat dit niet op een rijk in de hemelen, maar op een rijk op aarde, dat van hemelse oorsprong is en waar hemelse beginselen heersen. Geen onderdrukking meer maar vrijheid en gerechtigheid. Kom tot inkeer en het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, als je die beiden aan elkaar verbindt is er sprake van een ‘koninkrijk van God’ dat is als een bestemmingsplan van dé en het Ondenkbare, een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont, die allen en alles omvat.
Waarom zou je daar aan mee willen doen? Omdat opkomen voor gerechtigheid uitgaat van een leef- en denkwijze die anderen maar zeker ook mijzelf tot nieuwe mensen maakt. De ander en ik zelf worden er ‘beter’ van. We worden ‘verlicht’, voelen ons verlicht. De ondenkbare God van de bijbel die met verschillende namen wordt aangesproken, zoals Bevrijder en Schepper; deze God heeft een doel voor ogen: ‘een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont’.
Een aarde waar wij onderdeel van mogen zijn.
Hoe dan? Door tot inkeer te komen en het bestemmingsplan van God dat kort en bondig in tien leefregels (‘tien geboden’) onder woorden is gebracht uit te voeren en levend te houden. Door de 10 geboden, woorden, leefregels leer je te bedenken wat goed is voor jezelf en de ander. Als ik probeer die leefregels concreet te maken dan gaat het om: proberen tijd en ruimte te maken in je geest, voor een wereld met een andere orde, een hemelse ordening. Op zoek gaan naar verhoudingen tussen mensen die open en doorzichtig zijn, waar mensen gelijkwaardig zijn, mededeelzaam zijn in plaats van gierig, angstig en terughoudend. Zoeken naar plaatsen waar liefde heerst die vooruitziet, waar mensen elkaar zoveel mogelijk schade en schande besparen.
Maar precies invullen wat ‘kom tot inkeer’ betekent, is iets waar ieder van ons zelf mee aan de slag moet. Want dan raakt het u zelf en alleen dan, gaat het u ook wat opleveren. Dan, zo geloof ik, komt Gods licht in ons leven.
Kom tot inkeer want dan is het koninkrijk van God nabij.
Amen
De tekst van vandaag is redelijk bekend. Jezus, die langs de zee van Galilea liep en een begin maakt met het verkondigen van Gods boodschap. Als hij hoort dat Johannes gevangen zit, is dat voor hem het startsein om zelf in beweging te komen. Gods boodschap moet verteld worden! Blijkbaar heeft jezus geen angst. En we lezen hoe hij mensen aanspreekt om zijn voorbeeld te volgen. De eerste volgelingen, de eerste discipelen worden opgeroepen en wonderlijk: ze volgen. Jezus moet blijkbaar een bepaalde autoriteit, een bepaald charisma hebben gehad, waardoor ze hem volgen. De boodschap die jezus verkondigt begint met de woorden: kom tot inkeer, want het koninkrijk der hemelen is nabij. Deze tekstregel staat vandaag centraal. Eerst meer over het stukje ‘Kom tot inkeer’ , daarna meer over ‘het koninkrijk der hemelen’ en als afsluiting een verbinding.
Kom tot inkeer.
Wat maakt dat mensen tot inkeer moeten komen? Is het leven dat ze leiden niet ‘goed’, doen ze iets verkeerd? In de tekst is namelijk niet direct te lezen dat de mensen in die omgeving ‘fout’ leefden. Maar wel lezen we over dit gebied dat Jesaja lang geleden het Galilea der heidenen noemde. Hij zegt dat de bewoners van dat gebied behoren tot een volk dat in duisternis leefde. Niet erg hoopgevend, maar door er aan toe te voegen dat dit volk een schitterend licht ziet komt er een beweging in het verhaal: van donker naar licht. Jesaja verwoordt het met: zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.
Door in het donker een kaars aan te steken kun je pas weer wat gaan zien. Was alles eerst aardedonker en niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden, door een kaarsvlam ontstaat er al nuancering en kun je ook zien hoe donker het was. Zo moet het denk ik voor de bewoners van Galilea zijn geweest. Ze leefden al zo lang op een bepaalde manier dat ze niet meer in de gaten hadden dat dit een ‘leven in de duisternis’ was. Maar door de aanwezigheid van Jezus, die hier begint met de verkondiging van de blijde boodschap, zien ze hoe ze geleefd hebben. En Jezus zegt: kom tot inkeer. Er moet wat veranderen in hun leven, in hun levenspatronen, in hun manier van denken. Kom tot inkeer betekent dat er een beweging van donker naar licht kan worden ingezet. Het zijn dus woorden die de mensen daar oproepen om kritisch naar het geleefde leven te kijken. Hoe zijn de levenspatronen en denkwijzen? En zijn die in overeenstemming met wat er vanuit het geloof van hen gevraagd wordt? Een vraag die toen maar ook nu gesteld mag worden. Kom in beweging, durf kritisch naar je leefwijze te kijken.
Geen eenvoudige vraag want tot inkeer komen is letterlijk in jezelf inkeren, je bezinnen op je dagelijkse leven. Wat doe ik en doe ik ‘het goede’? Is het nodig dat ik in beweging kom, is het donker in mij en is er licht nodig? En dan ook nog een vervolgvraag. Als je van jezelf denkt dat je in beweging moet komen, dat je je levensstijl moet gaan veranderen omdat die niet in overeenstemming is met wat God van je vraagt, wat doe je dan. Hoe kom je in beweging? Gaat dat zomaar? Hoe dan? Dat is bij de meeste mensen niet eenvoudig. We zijn over het algemeen gesproken eerder geneigd om alles bij het oude te willen houden. Lekker vertrouwd. Verandering is over het algemeen niet iets wat we toejuichen. Dat zal vroeger zo geweest zijn en dat is iets wat nu nog steeds geldt.
Toch worden de bewoners van Galilea opgeroepen tot inkeer. Ze moeten gaan leven naar de 10 woorden van God. En ik zei het al: een oproep die ook aan ons gericht is. Het volk leefde toen in duisternis. Is de situatie toen direct te vergelijken met onze tijd? Ik weet het niet maar ook wij kennen en kenden situaties van diepe duisternis. Kenden. Zo’n 80 jaar geleden begon de Tweede wereldoorlog. Morgen wordt gevierd dat 75 jaar geleden aan Auschwitz een einde kwam. Onmenselijk lijden ging er aan vooraf. Alle woorden van God werden met voeten getreden en dan blijft het donker, aardedonker. Pas als de oorlog stopt, als het donker verdwijnt kan er weer licht gaan gloren. Helaas is dat niet iets van een ver verleden, want wereldwijd woedden er nog steeds oorlogen, Syrië, Jemen, Libië, en nog steeds of steeds weer zijn er situaties waar het donker is: plaatsen van moord en doodslag. Eind vorig jaar zo angstig dichtbij: de moord op twee mensen uit Slochteren. Wat ik probeer te zeggen: we denken vaak dat het ver weg gebeurt en dan zien we amper dat het dicht bij huis ook donker kan zijn. Ja nog dichterbij: dat het in ons eigen leven donker kan zijn. Wat dan nodig is: verandering door inkeer. Dat zorgt voor de beweging van donker naar ‘licht’.
En dan: Het koninkrijk van de hemel.
In de Bijbel wordt gesproken over het koninkrijk van de hemel én ook over het Koninkrijk van God. Het zijn denk ik twee verschillende benamingen voor één en hetzelfde Koninkrijk. De evangelist Mattheus schrijft zijn evangelie voor met name de Joodse doelgroep. En het noemen van de Godsnaam is iets wat Joden niet mogen doen. Vanuit dit gezichtspunt gezien is het te verklaren dat Mattheus het niet heeft over het koninkrijk van God maar over het Koninkrijk van de hemel. Maar het is ook een verklaring die mank gaat want ook in het evangelie naar Mattheus wordt gesproken over het Koninkrijk van God. Waar hebben we het dan over?
Met het koninkrijk van God wordt verwezen naar de controle of de soevereiniteit van God over alle dingen, in tegenstelling tot die van aardse machthebbers, die slechts controle uitoefenen over een stuk land en haar bewoners. In het Jodendom is de gedachte van het Koninkrijk van God verbonden aan de joodse overtuiging dat God in zal grijpen in de situatie waarin de mensen leven: bezet en onderdrukt door weer een nieuwe machthebber. God zal komen om het koninkrijk van Israël te herstellen. Hier op aarde.
In het christendom heeft het begrip ‘Koninkrijk van God’ lange tijd gestaan voor een tijd die voor ons uit ligt, in de toekomst. Wanneer die toekomst daadwerkelijk zal aanbreken is niemand bekend. Het is een gedachte die nog steeds wordt aangehangen maar er wordt tegenwoordig een visie, een gedachte aan toegevoegd: het Koninkrijk van God is niet alleen iets van de toekomst maar veelmeer ook iets van en voor nu: waar mensen hun leven leiden door Gods 10 Woorden daar ontstaat Gods koninkrijk al. Een gedachte die mij aanspreekt. Gods koninkrijk is en wordt niet door mensen bepaald en gegarandeerd maar mensen kunnen wel hun steentje bijdragen. Mensen worden inclusief opgenomen in Gods heilsplan. Overal waar God als Koning wordt beleden is of wordt Gods Koninkrijk zichtbaar. Dat zit ‘m in hele kleine en gewone dingen die we zelf doen, kunnen doen. En als we dat doen en blijven doen, dan zal er veel veranderen. Iets van de heerlijkheid van Gods Koninkrijk of sterker: Nooit is op aarde zoveel van God en zoveel van Zijn koninkrijk te zien en te ervaren geweest als toen Jezus hier was. Lees in de evangeliën wat Hij deed. Jezus was bij de mensen in nood. Jezus ging rond en genas de zieken. Hij bracht bezetenen tot rust. Hij gaf het leven terug aan mensen die geen leven hadden. Hij bevrijdde mensen van hun angsten. Hij leerde mensen hun vijanden lief te hebben. Hij verzette zich tegen alles wat onecht en onwaar was. Hij vertelde over vergeving. In het Koninkrijk van God komt God tot Zijn eer en elk mens tot zijn recht.
Wanneer in Mattheüs de term "koninkrijk der hemelen" gebruikt wordt, slaat dit niet op een rijk in de hemelen, maar op een rijk op aarde, dat van hemelse oorsprong is en waar hemelse beginselen heersen. Geen onderdrukking meer maar vrijheid en gerechtigheid. Kom tot inkeer en het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, als je die beiden aan elkaar verbindt is er sprake van een ‘koninkrijk van God’ dat is als een bestemmingsplan van dé en het Ondenkbare, een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont, die allen en alles omvat.
Waarom zou je daar aan mee willen doen? Omdat opkomen voor gerechtigheid uitgaat van een leef- en denkwijze die anderen maar zeker ook mijzelf tot nieuwe mensen maakt. De ander en ik zelf worden er ‘beter’ van. We worden ‘verlicht’, voelen ons verlicht. De ondenkbare God van de bijbel die met verschillende namen wordt aangesproken, zoals Bevrijder en Schepper; deze God heeft een doel voor ogen: ‘een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont’.
Een aarde waar wij onderdeel van mogen zijn.
Hoe dan? Door tot inkeer te komen en het bestemmingsplan van God dat kort en bondig in tien leefregels (‘tien geboden’) onder woorden is gebracht uit te voeren en levend te houden. Door de 10 geboden, woorden, leefregels leer je te bedenken wat goed is voor jezelf en de ander. Als ik probeer die leefregels concreet te maken dan gaat het om: proberen tijd en ruimte te maken in je geest, voor een wereld met een andere orde, een hemelse ordening. Op zoek gaan naar verhoudingen tussen mensen die open en doorzichtig zijn, waar mensen gelijkwaardig zijn, mededeelzaam zijn in plaats van gierig, angstig en terughoudend. Zoeken naar plaatsen waar liefde heerst die vooruitziet, waar mensen elkaar zoveel mogelijk schade en schande besparen.
Maar precies invullen wat ‘kom tot inkeer’ betekent, is iets waar ieder van ons zelf mee aan de slag moet. Want dan raakt het u zelf en alleen dan, gaat het u ook wat opleveren. Dan, zo geloof ik, komt Gods licht in ons leven.
Kom tot inkeer want dan is het koninkrijk van God nabij.
Amen
Geloven. De preek van ds. Harry Eringa tijdens zijn intrededienst op 6 oktober.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Als thema voor deze overdenking heb ik gekozen voor een zeg maar algemeen en neutraal thema: geloven.
Staand aan het begin van het predikantschap, en nu een eerste overdenking in de gemeente(n) pastte het om ook een lezing te kiezen aan het begin van de Bijbel. En daar gaat het over geloven! Het oerbegin van de schepping is het startpunt van geloof.
Genesis 1
Hoe bekend bent u met het begin van de bijbel? Waarschijnlijk heeft u allemaal wel gehoord van het scheppingsverhaal uit Genesis 1. Maar het is misschien niet iedereen bekend dat na dit eerste scheppingsverhaal een tweede scheppingsverhaal volgt, welke door de lector is gelezen. Voor Bijbelwetenschappers, die onderzoek hebben gedaan naar de beginteksten van de Bijbel is het duidelijk dat in het begin van het boek Genesis, twee scheppingsverhalen staan. Als je beide verhalen naast elkaar legt zie je dat er naast overlap ook duidelijke verschillen zijn. Conclusie: er zijn dus meer verhalen die gaan over het ontstaan, over het oerbegin van hemel en aarde. En dat betekent dat je het scheppingsverhaal of een scheppingsverhaal moet lezen als een geloofsbelijdenis. De schrijver van Genesis 2 zegt, net als de schrijver van Genesis 1 daarmee: ik geloof dat God aan het begin staat. God is het startpunt van heel ons zijn!
En daar is natuurlijk veel over te zeggen en in de geschiedenis is dat ook veelvuldig gedaan. Naast het scheppingsverhaal/ de scheppingsverhalen in Genesis waren er ook bij de omliggende volken scheppingsverhalen en tegenwoordig is er ook de evolutietheorie. Lange tijd werden die scheppingsverhalen tegenover de evolutietheorie geplaatst. Het een of het ander. Ik ga daar nu niet verder op in. Wat je hier in ieder geval wel over kunt zeggen: Mensen zoeken een houvast van waar uit zij het bestaan proberen te begrijpen. Wat is de oorsprong van het leven, wat is de zin van ons leven? Is er zin en doel te ontdekken? Ja, zegt de schrijver van Genesis: God staat aan het begin en deze God geeft doel en zin aan het leven.
Waarom zou je dat geloven? Waarom gelooft de een wel dat God aan het begin staat en de ander niet? Nou om eerlijk te zijn: dat weet ik niet. Ik moet u het antwoord schuldig blijven.
Godservaringen
Wat ik wel kan en wil proberen is om aan te geven waarom ik geloof. En door hier woorden aan te geven, wordt als het ware een nieuwe geloofsbelijdenis geschreven, net zoals de schrijver van Genesis dat deed. Woorden geven aan je geloof is een persoonlijke ‘ding’. Je kunt dat abstract, theoretisch, dogmatisch onderbouwen, maar voor mijn gevoel blijf je dan ‘op afstand’. Je kunt geloof ook ‘concreet’ maken door te vertellen wat geloven voor jouw betekent. Dat wil ik straks met twee concrete voorbeelden doen. En ik hoop dat u zelf ook bedenk:Wat zijn voor mij concrete voorbeelden van mijn geloof?
Wat geloven onderbouwd, een vloer geeft, en wat geloven onderhoudt is dat er momenten in iemands leven kunnen zijn die je zou kunnen vangen met het woord ‘Godservaring’. Momenten in je leven die bijzonder zijn/waren en die je hebt gekoppeld aan God. Komt dat vaak voor? Ik denk dat veel mensen hier een ontkennend antwoord op zullen geven. Een Godservaring komt niet zo vaak voor.
Ik neem u, als klein uitstapje, even mee naar een stukje tekst dat ik op internet las. Daar schrijft een predikant: “ Ik heb ooit eens een monnik gesproken die zijn hele leven lang in het klooster had geleefd en daar aan de dagelijkse gebeden had meegedaan. Hij vertelde dat hij in al die jaren twee of drie keer iets van Gods nabijheid had gemerkt. Moet u nagaan, zes keer op een dag naar de kapel voor het getijdengebed, en dan maar een enkele keer zoiets als een godservaring. Dat is opmerkelijk! Maar schrijft die predikant verder, wat nog het meeste indruk op mij maakte was, dat monnik daar geen enkel probleem mee had. De monnik zei: Je bidt niet om God te ervaren. Als dat gebeurt is dat mooi meegenomen. Maar je bidt uit verlangen naar … God, naar het goede, naar dat alles samenvalt en klopt en soms, heel soms, ervaar je dat, even. En dat is genoeg. Het verlangen zelf is al geloof.
Een godservaring komt dus helaas niet zo vaak voor. Maar soms… heel even. En dat is genoeg.
Heel concreet: ik was ongeveer 17 jaar. Met een bijbelclub uit mijn geboortedorp Ens gingen we naar een jongerendag. Een hele belevenis, voor het eerst met de trein helemaal naar Rotterdam, naar sporthal Ahoy. Een sportarena waar we met pakweg 10.000 mensen bij elkaar zaten. Aan het eind van de middag was er een lezing: een mooi aanschouwelijk verhaal over de relatie tussen God en mensen. Dat alles was interessant, maar wat me raakte was dat we met 10.000 mensen een canon gingen zingen. De tekst van het lied bestond uit één regel: Jesus is King and Lord of all. Het zingen met elkaar, met 10.000 mensen bij elkaar was overweldigend, het deed wat met mij. Ergens overspoelde mij iets, werd ik ondergedompeld, zoals in de stripreeks van Asterix zijn vriend Obelix, als kind per ongeluk in een ketel met toverdrank viel en daardoor onoverwinnelijk werd. Ik weet het nog en kan nu een zelfde soort van onderdompeling ervaren bij bepaalde stukken muziek. Overweldigend en ontroerend. Dat is voor mij de basis, de vindplaats van geloven. Die ervaring maakt dat ik weet, hoop, vertrouw en ja soms is er ook twijfel, dat God het oerbegin van het leven is en dat Hij in mensen aanwezig is.
Een andere godservaring, opnieuw heel concreet: toen mijn eerste vrouw: Hélène Alexander overleed en ik in de rouwperiode God toeschreeuwde waarom God, waarom? Waar bent u nu? Toen op dat moment ging de telefoon en belde een vriend: hey Harry hoe gaat het met je? Voor mij sprak God, via een vriend, tot mij. Twee concrete momenten van “Godservaring”, er zijn er meer, die mijn vloer van ‘geloven’ zijn geworden.
Vertrouwen
Vertrouwen, geloven dat God zin geeft, zin heeft gelegd in ons bestaan. Niet eenvoudig nee, daar moet je naar op zoek. Een leven lang blijft het een zoeken, een onderweg zijn naar doel en zin. En gaandeweg ontdekken welke dingen zin geven, richting geven in het leven. En ondertussen, niet onbelangrijk maar soms best wel moeilijk, ook gewoon genieten van de vruchten van het leven.
En zo is de schrijver van Genesis 2 aan het vertellen over zijn geloof. Ook hij heeft blijkbaar ervaringen gehad die hij koppelde aan God, ervaringen die daarmee Godservaringen werden waardoor hij geloofswoorden zegt: “In de tijd dat God, de Heer, aarde en hemel maakte…”. Of anders gezegd: Ik geloof dat God het begin van het leven is, Schepper van hemel en aarde.
Waar komt die innerlijke overtuiging bij hem vandaan? Waar is die innerlijke bron te vinden. De tekst zegt: er was water dat uit de aarde opwelde en de aarde overal bevloeide. Bij die woorden moest ik denken aan het verhaal van de ontdekkingsreiziger David Livingstone, die op zoek ging naar de oorsprong van de rivier de Nijl. Die oorsprong heeft hij uiteindelijk niet gevonden. De echte en exacte plek is namelijk niet aan te wijzen. Wat je wel kan zeggen is dat het een gebied is dat door water doordrenkt raakt en bij elkaar een stroompje vormt dat groter en groter wordt. Dat is wat het is. Concreter wordt het niet. Zo is het ook met de vindplaats van geloof, er is wel een gebied maar niet één precies en exact aan te wijzen plaats. De vindplaats van geloof noemt de schrijver de Hof van Eden noemt. Daar laat God uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen met heerlijke vruchten. Prachtig om te zien en heerlijk om van te eten. Een genot voor oog en mond… Nog even een uitstapje: Op de orde van dienst staat een prachtige foto gemaakt in onze eigen tuin. Vier of vijf jaar geleden hebben we twee appelbomen geplant. Het eerste jaar moest de boom zich hechten. De energie van de boom ging zitten in het wortelen. Stevig gaan staan. Het jaar er op waren er enkele vruchten en nu dit jaar zat de boom in het voorjaar vol met bloesem en nu dus vol met appels. Ja dat is genieten! Als je van je eigen bomen appels kunt plukken en die ook kunt eten.
De tuin van heden
De hof van Eden maar ook de ‘hof van IJsselmuiden. De hof van Eden staat symbool voor de ‘tuin van heden’, voor het leven zelf. Het leven zelf is vindplaats van geloof en is er veel waarvan de mens kan en mag genieten. En de schrijver van de tekst zegt dat de vruchten, waar we van mogen genieten, door God zijn voortgebracht. Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Water sijpelt uit het binnenste van de aarde. En druppel bij druppel ontstaat er een miniscuul stroompje. Waar ook alweer begon het? De tekst zegt in Eden. En waar ligt Eden? De tekst zegt ‘in het oosten’. Waar? Kan het niet wat duidelijker? Nee, blijkbaar is dat niet de bedoeling van het verhaal. ‘In het oosten’ is zo’n breed begrip dat er wel iets anders mee bedoeld moet zijn. Want zeg nou zelf het maakt nogal uit waar je staat op de wereld. Als ik in Melbourne sta en naar het oosten wijs dan wijs ik ergens anders heen dan wanneer ik in Hellum naar het oosten wijs. ‘in Eden’ en ‘in het oosten’ zijn verwijzingen naar iets anders. Denk aan de zon die opkomt in het Oosten. Warmte en licht worden verbonden met het Oosten. Denk aan de wijzen uit het Oosten. Hier wordt het Oosten gekoppeld aan wijsheid. ‘In Eden’ en ‘in het oosten moet dus niet allereerst of alleen gelezen worden als geografische aanduidingen. Zo van: hier begint het, op dit punt begint geloven. Nee, net zoals de oorsprong van een rivier zo ook is geloof nooit exact te lokaliseren. Wat er mee duidelijk gemaakt wil zijn: er zijn in het leven momenten aan te wijzen die je ‘geloofsmomenten’ kunt noemen. Daar kom je in het licht te staan, voel je je verlicht, wordt je door en door verwarmd, voel je je wijs … Het is spelen met woorden maar we snappen wat er wordt bedoeld.
De tuin van Eden omschreef iemand met ‘liefland’. Ieder moment in je leven waar je iets beleefd van geloof en de vruchten daarvan, van geluk, liefde, vrede is een moment om van te genieten! De schrijver zegt en schrijft dat dit liefland van God afkomstig is. Nee, het is nogmaals niet precies te lokaliseren, maar hij gelooft dat het ‘van boven’ komt, zoals een rivier zich druppel voor druppel vormt en naar beneden stroomt.
En zó, is voor de schrijver van Genesis 2 God de bron, het begin. Het is een geloofsbelijdenis.
De vijgeboom
En dat geloof in God, wat je overkomt, kan overkomen moet je ‘bewerken en erover waken’. Bewerken betekent: je moet er mee aan de slag en ’er over waken’ komt van het Hebreeuwse werkwoord Sjamar dat te vertalen is met zorgvuldig en met aandacht beschermen. Geloof dat God in de schepping vruchten heeft ingebouwd om van te genieten dat is iets om als een kleinood te koesteren. Geloof, is dus kwetsbaar maar ook dierbaar om met zorg te omgeven. En nu snapt u misschien ook de keuze voor de tekst uit Lukas. Dat wat in de schepping zich ontplooit en ontwikkelt, wat je als gave van God kunt ervaren, daar moet je voorzichtig en zorgvuldig, met enig geduld mee omgaan.
In een gelijkenis wordt ons dat door Jezus duidelijk gemaakt. Pas dan, als je tijd en aandacht besteed aan de vijgeboom, als je de grond om de vijgeboom heen omspit en bemest hebt, de voedingsstoffen gegeven hebt die nodig zijn om de boom tot wasdom te laten komen, dan kan de vijgeboom vrucht gaan dragen. En weet een vijgeboom kan ieder jaar twee keer, soms zelfs drie keer vruchten voortbrengen.
God die de vijgeboom met vruchten ooit deed opschieten uit de aarde, vraagt om hulp. Wil de vijgeboom vrucht blijven dragen dan zullen we daar zelf ook een bijdrage aan moeten leveren. Ieder op haar/ zijn eigen manier.
Ik ga stoppen, maar nog één opmerking: is het u opgevallen dat de gelijkenis gaat over een vijgeboom midden in een wijngaard. Een rare plaats toch voor een vijgeboom? Ik zou hier in ieder geval mijn eigen kostje willen verdedigen: mocht ik als vijgeboom in de Groninger wijngaard, als vreemde eend in de bijt dus, het eerste jaar of de eerste jaren nog geen of niet zoveel vruchten voortbrengen dan graag even geduld, wat overleg, wat samenwerking, wat aandacht want dan hoop ik dat er door onderling vertrouwen en geloof, door onderlinge samenwerking en geduld vruchten gaan groeien. Dan kan de graankorrel uitgroeien tot een nieuwe volwassen plant vol met nieuwe aren. Geloofsvruchten van en voor God, die zichtbaar worden binnen de kerkelijke gemeente maar ook daar buiten in het alledaagse bestaan.
Amen.
Als thema voor deze overdenking heb ik gekozen voor een zeg maar algemeen en neutraal thema: geloven.
Staand aan het begin van het predikantschap, en nu een eerste overdenking in de gemeente(n) pastte het om ook een lezing te kiezen aan het begin van de Bijbel. En daar gaat het over geloven! Het oerbegin van de schepping is het startpunt van geloof.
Genesis 1
Hoe bekend bent u met het begin van de bijbel? Waarschijnlijk heeft u allemaal wel gehoord van het scheppingsverhaal uit Genesis 1. Maar het is misschien niet iedereen bekend dat na dit eerste scheppingsverhaal een tweede scheppingsverhaal volgt, welke door de lector is gelezen. Voor Bijbelwetenschappers, die onderzoek hebben gedaan naar de beginteksten van de Bijbel is het duidelijk dat in het begin van het boek Genesis, twee scheppingsverhalen staan. Als je beide verhalen naast elkaar legt zie je dat er naast overlap ook duidelijke verschillen zijn. Conclusie: er zijn dus meer verhalen die gaan over het ontstaan, over het oerbegin van hemel en aarde. En dat betekent dat je het scheppingsverhaal of een scheppingsverhaal moet lezen als een geloofsbelijdenis. De schrijver van Genesis 2 zegt, net als de schrijver van Genesis 1 daarmee: ik geloof dat God aan het begin staat. God is het startpunt van heel ons zijn!
En daar is natuurlijk veel over te zeggen en in de geschiedenis is dat ook veelvuldig gedaan. Naast het scheppingsverhaal/ de scheppingsverhalen in Genesis waren er ook bij de omliggende volken scheppingsverhalen en tegenwoordig is er ook de evolutietheorie. Lange tijd werden die scheppingsverhalen tegenover de evolutietheorie geplaatst. Het een of het ander. Ik ga daar nu niet verder op in. Wat je hier in ieder geval wel over kunt zeggen: Mensen zoeken een houvast van waar uit zij het bestaan proberen te begrijpen. Wat is de oorsprong van het leven, wat is de zin van ons leven? Is er zin en doel te ontdekken? Ja, zegt de schrijver van Genesis: God staat aan het begin en deze God geeft doel en zin aan het leven.
Waarom zou je dat geloven? Waarom gelooft de een wel dat God aan het begin staat en de ander niet? Nou om eerlijk te zijn: dat weet ik niet. Ik moet u het antwoord schuldig blijven.
Godservaringen
Wat ik wel kan en wil proberen is om aan te geven waarom ik geloof. En door hier woorden aan te geven, wordt als het ware een nieuwe geloofsbelijdenis geschreven, net zoals de schrijver van Genesis dat deed. Woorden geven aan je geloof is een persoonlijke ‘ding’. Je kunt dat abstract, theoretisch, dogmatisch onderbouwen, maar voor mijn gevoel blijf je dan ‘op afstand’. Je kunt geloof ook ‘concreet’ maken door te vertellen wat geloven voor jouw betekent. Dat wil ik straks met twee concrete voorbeelden doen. En ik hoop dat u zelf ook bedenk:Wat zijn voor mij concrete voorbeelden van mijn geloof?
Wat geloven onderbouwd, een vloer geeft, en wat geloven onderhoudt is dat er momenten in iemands leven kunnen zijn die je zou kunnen vangen met het woord ‘Godservaring’. Momenten in je leven die bijzonder zijn/waren en die je hebt gekoppeld aan God. Komt dat vaak voor? Ik denk dat veel mensen hier een ontkennend antwoord op zullen geven. Een Godservaring komt niet zo vaak voor.
Ik neem u, als klein uitstapje, even mee naar een stukje tekst dat ik op internet las. Daar schrijft een predikant: “ Ik heb ooit eens een monnik gesproken die zijn hele leven lang in het klooster had geleefd en daar aan de dagelijkse gebeden had meegedaan. Hij vertelde dat hij in al die jaren twee of drie keer iets van Gods nabijheid had gemerkt. Moet u nagaan, zes keer op een dag naar de kapel voor het getijdengebed, en dan maar een enkele keer zoiets als een godservaring. Dat is opmerkelijk! Maar schrijft die predikant verder, wat nog het meeste indruk op mij maakte was, dat monnik daar geen enkel probleem mee had. De monnik zei: Je bidt niet om God te ervaren. Als dat gebeurt is dat mooi meegenomen. Maar je bidt uit verlangen naar … God, naar het goede, naar dat alles samenvalt en klopt en soms, heel soms, ervaar je dat, even. En dat is genoeg. Het verlangen zelf is al geloof.
Een godservaring komt dus helaas niet zo vaak voor. Maar soms… heel even. En dat is genoeg.
Heel concreet: ik was ongeveer 17 jaar. Met een bijbelclub uit mijn geboortedorp Ens gingen we naar een jongerendag. Een hele belevenis, voor het eerst met de trein helemaal naar Rotterdam, naar sporthal Ahoy. Een sportarena waar we met pakweg 10.000 mensen bij elkaar zaten. Aan het eind van de middag was er een lezing: een mooi aanschouwelijk verhaal over de relatie tussen God en mensen. Dat alles was interessant, maar wat me raakte was dat we met 10.000 mensen een canon gingen zingen. De tekst van het lied bestond uit één regel: Jesus is King and Lord of all. Het zingen met elkaar, met 10.000 mensen bij elkaar was overweldigend, het deed wat met mij. Ergens overspoelde mij iets, werd ik ondergedompeld, zoals in de stripreeks van Asterix zijn vriend Obelix, als kind per ongeluk in een ketel met toverdrank viel en daardoor onoverwinnelijk werd. Ik weet het nog en kan nu een zelfde soort van onderdompeling ervaren bij bepaalde stukken muziek. Overweldigend en ontroerend. Dat is voor mij de basis, de vindplaats van geloven. Die ervaring maakt dat ik weet, hoop, vertrouw en ja soms is er ook twijfel, dat God het oerbegin van het leven is en dat Hij in mensen aanwezig is.
Een andere godservaring, opnieuw heel concreet: toen mijn eerste vrouw: Hélène Alexander overleed en ik in de rouwperiode God toeschreeuwde waarom God, waarom? Waar bent u nu? Toen op dat moment ging de telefoon en belde een vriend: hey Harry hoe gaat het met je? Voor mij sprak God, via een vriend, tot mij. Twee concrete momenten van “Godservaring”, er zijn er meer, die mijn vloer van ‘geloven’ zijn geworden.
Vertrouwen
Vertrouwen, geloven dat God zin geeft, zin heeft gelegd in ons bestaan. Niet eenvoudig nee, daar moet je naar op zoek. Een leven lang blijft het een zoeken, een onderweg zijn naar doel en zin. En gaandeweg ontdekken welke dingen zin geven, richting geven in het leven. En ondertussen, niet onbelangrijk maar soms best wel moeilijk, ook gewoon genieten van de vruchten van het leven.
En zo is de schrijver van Genesis 2 aan het vertellen over zijn geloof. Ook hij heeft blijkbaar ervaringen gehad die hij koppelde aan God, ervaringen die daarmee Godservaringen werden waardoor hij geloofswoorden zegt: “In de tijd dat God, de Heer, aarde en hemel maakte…”. Of anders gezegd: Ik geloof dat God het begin van het leven is, Schepper van hemel en aarde.
Waar komt die innerlijke overtuiging bij hem vandaan? Waar is die innerlijke bron te vinden. De tekst zegt: er was water dat uit de aarde opwelde en de aarde overal bevloeide. Bij die woorden moest ik denken aan het verhaal van de ontdekkingsreiziger David Livingstone, die op zoek ging naar de oorsprong van de rivier de Nijl. Die oorsprong heeft hij uiteindelijk niet gevonden. De echte en exacte plek is namelijk niet aan te wijzen. Wat je wel kan zeggen is dat het een gebied is dat door water doordrenkt raakt en bij elkaar een stroompje vormt dat groter en groter wordt. Dat is wat het is. Concreter wordt het niet. Zo is het ook met de vindplaats van geloof, er is wel een gebied maar niet één precies en exact aan te wijzen plaats. De vindplaats van geloof noemt de schrijver de Hof van Eden noemt. Daar laat God uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen met heerlijke vruchten. Prachtig om te zien en heerlijk om van te eten. Een genot voor oog en mond… Nog even een uitstapje: Op de orde van dienst staat een prachtige foto gemaakt in onze eigen tuin. Vier of vijf jaar geleden hebben we twee appelbomen geplant. Het eerste jaar moest de boom zich hechten. De energie van de boom ging zitten in het wortelen. Stevig gaan staan. Het jaar er op waren er enkele vruchten en nu dit jaar zat de boom in het voorjaar vol met bloesem en nu dus vol met appels. Ja dat is genieten! Als je van je eigen bomen appels kunt plukken en die ook kunt eten.
De tuin van heden
De hof van Eden maar ook de ‘hof van IJsselmuiden. De hof van Eden staat symbool voor de ‘tuin van heden’, voor het leven zelf. Het leven zelf is vindplaats van geloof en is er veel waarvan de mens kan en mag genieten. En de schrijver van de tekst zegt dat de vruchten, waar we van mogen genieten, door God zijn voortgebracht. Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Water sijpelt uit het binnenste van de aarde. En druppel bij druppel ontstaat er een miniscuul stroompje. Waar ook alweer begon het? De tekst zegt in Eden. En waar ligt Eden? De tekst zegt ‘in het oosten’. Waar? Kan het niet wat duidelijker? Nee, blijkbaar is dat niet de bedoeling van het verhaal. ‘In het oosten’ is zo’n breed begrip dat er wel iets anders mee bedoeld moet zijn. Want zeg nou zelf het maakt nogal uit waar je staat op de wereld. Als ik in Melbourne sta en naar het oosten wijs dan wijs ik ergens anders heen dan wanneer ik in Hellum naar het oosten wijs. ‘in Eden’ en ‘in het oosten’ zijn verwijzingen naar iets anders. Denk aan de zon die opkomt in het Oosten. Warmte en licht worden verbonden met het Oosten. Denk aan de wijzen uit het Oosten. Hier wordt het Oosten gekoppeld aan wijsheid. ‘In Eden’ en ‘in het oosten moet dus niet allereerst of alleen gelezen worden als geografische aanduidingen. Zo van: hier begint het, op dit punt begint geloven. Nee, net zoals de oorsprong van een rivier zo ook is geloof nooit exact te lokaliseren. Wat er mee duidelijk gemaakt wil zijn: er zijn in het leven momenten aan te wijzen die je ‘geloofsmomenten’ kunt noemen. Daar kom je in het licht te staan, voel je je verlicht, wordt je door en door verwarmd, voel je je wijs … Het is spelen met woorden maar we snappen wat er wordt bedoeld.
De tuin van Eden omschreef iemand met ‘liefland’. Ieder moment in je leven waar je iets beleefd van geloof en de vruchten daarvan, van geluk, liefde, vrede is een moment om van te genieten! De schrijver zegt en schrijft dat dit liefland van God afkomstig is. Nee, het is nogmaals niet precies te lokaliseren, maar hij gelooft dat het ‘van boven’ komt, zoals een rivier zich druppel voor druppel vormt en naar beneden stroomt.
En zó, is voor de schrijver van Genesis 2 God de bron, het begin. Het is een geloofsbelijdenis.
De vijgeboom
En dat geloof in God, wat je overkomt, kan overkomen moet je ‘bewerken en erover waken’. Bewerken betekent: je moet er mee aan de slag en ’er over waken’ komt van het Hebreeuwse werkwoord Sjamar dat te vertalen is met zorgvuldig en met aandacht beschermen. Geloof dat God in de schepping vruchten heeft ingebouwd om van te genieten dat is iets om als een kleinood te koesteren. Geloof, is dus kwetsbaar maar ook dierbaar om met zorg te omgeven. En nu snapt u misschien ook de keuze voor de tekst uit Lukas. Dat wat in de schepping zich ontplooit en ontwikkelt, wat je als gave van God kunt ervaren, daar moet je voorzichtig en zorgvuldig, met enig geduld mee omgaan.
In een gelijkenis wordt ons dat door Jezus duidelijk gemaakt. Pas dan, als je tijd en aandacht besteed aan de vijgeboom, als je de grond om de vijgeboom heen omspit en bemest hebt, de voedingsstoffen gegeven hebt die nodig zijn om de boom tot wasdom te laten komen, dan kan de vijgeboom vrucht gaan dragen. En weet een vijgeboom kan ieder jaar twee keer, soms zelfs drie keer vruchten voortbrengen.
God die de vijgeboom met vruchten ooit deed opschieten uit de aarde, vraagt om hulp. Wil de vijgeboom vrucht blijven dragen dan zullen we daar zelf ook een bijdrage aan moeten leveren. Ieder op haar/ zijn eigen manier.
Ik ga stoppen, maar nog één opmerking: is het u opgevallen dat de gelijkenis gaat over een vijgeboom midden in een wijngaard. Een rare plaats toch voor een vijgeboom? Ik zou hier in ieder geval mijn eigen kostje willen verdedigen: mocht ik als vijgeboom in de Groninger wijngaard, als vreemde eend in de bijt dus, het eerste jaar of de eerste jaren nog geen of niet zoveel vruchten voortbrengen dan graag even geduld, wat overleg, wat samenwerking, wat aandacht want dan hoop ik dat er door onderling vertrouwen en geloof, door onderlinge samenwerking en geduld vruchten gaan groeien. Dan kan de graankorrel uitgroeien tot een nieuwe volwassen plant vol met nieuwe aren. Geloofsvruchten van en voor God, die zichtbaar worden binnen de kerkelijke gemeente maar ook daar buiten in het alledaagse bestaan.
Amen.
Poëzie in de bijbel. Een preek over verlangen door Enrieke Damen
Deze preek was onderdeel van de kerkdienst op zondag 13 januari 2019 in de dorpskerk van Slochteren.
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus,
In psalm 104 krijgen we vandaag een bijzonder beeldende tekst voorgeschoteld. Het begin van de psalm doet bijna aan de openingsscene van een natuurfilm denken. Je ziet het voor je hoe de camera zich beweegt door een indrukwekkend landschap. Grote bergketens. Een constant veranderend wolkendek. En als de nacht valt licht er een sterrenhemel op, die ons iets doet vermoeden van de oneindige grootheid van het heelal. Het is binnen dit adembenemede openingsbeeld dat de psalm over God begint te spreken. Een God die zich door de schepping beweegt, als op de vleugels van de wind.
De beelden van de psalm deden mij denken aan een film die ik recent zag: Woman at war (2018). De film opent met een even adembenemend beeld. We bewegen door het landschap van IJsland. Bergen. Afgewisseld met vers groene heuvels, geisers en grote vlaktes. Het landschap is verlaten en onaangetast. Geen mens te bekennen. Totdat we in een vallei komen. De vlakte van de vallei wordt woest doorkruist met een enorme hoogspanningsmast. Het beeld zoemt in. Aan de voet van één van de masten, blijkt een vrouw te staan. Ze heeft een pijl en boog in de aanslag. En schiet. Een staalkabel vliegt over de hoogspanningsmast. Vonken. Kortsluiting. ... Snel en vakkundig ruimt de vrouw haar spullen op. Ze begint te rennen. En verdwijnt in de eindeloosheid van het land.
De vrouw is Halla. Een vitale vijftiger en de hoofdfiguur van deze kritische komedie. Niets in het weinig uitzonderlijke levensritme van deze zangdocente zou doen vermoeden dat ze verantwoordelijk is voor een hele serie van sabotage pogingen op hoogspanningsmasten. Halla heeft een doel. Elke keer als ze kortsluiting veroorzaakt komt de aluminiumfabriek van een Amerikaanse multinational in IJsland stil te leggen. Ze hoopt zo de multinational op zijn knieën te dwingen en weg te jagen. En nog belangrijker, op die manier de natuur in IJsland van diens schadelijke effecten redden. De acties van Halla maken haar tot een van de meest gezochte mensen in IJsland. Wekenlang gaat het nergens anders over en zelfs Interpol wordt ingezet om haar op te sporen. In een cruciale scene zien we een politicus op tv; hij meldt dat alles op alles wordt gezet om deze onbekende eco-terrorist te pakken. De internationale reputatie van IJsland staat op het spel. En bovendien zijn zulke sabotage- acties nooit de oplossing. Als een echte politicus somt hij op: het kost IJsland alleen maar geld, het zorgt ervoor dat banen verdwijnen, en uiteindelijk zal het de gewone man geld gaan kosten. Het wordt duidelijk. Halla’s aanpak wordt politiek en maatschappelijk niet gewaardeerd. Ze staat er alleen voor, op de hielen gezeten door de grootmachten van onze aarde.
Nu zal ik niet het hele plot van de film verklappen, maar wat ik interessant vond waren de vragen die de film aan ons stelt. De ludieke en grappige toon van de film verraad dat die er niet op uit is om ons allemaal aan te zetten tot eco-terrorisme. Om de gasinstallaties van de NAM te gaan saboteren. Maar het wil ons wel bevragen : Welke betekenis kennen wij toe aan de aarde en haar natuur? En welke rol is er voor de mens weggelegd in verhouding tot haar omgeving? Voor de fabriek en de IJslandse overheid lijkt de natuur een vanzelfsprekend gegeven. Iets waar je van kunt nemen, gebruiken en misschien zelfs
opmaken. Maar voor Halla is dat duidelijk anders. Het IJslandse landschap is niet een vanzelfsprekendheid. Zij ziet een schoonheid die kwetsbaar is en respect afdwingt. Die erom vraagt beschermd te worden. De film maakt niet alleen ruimte om Halla in beeld te brengen, als de activist, maar ook hoe Halla in het landschap bescherming vindt op cruciale momenten. Het geeft terug aan haar, zo lijkt het. Een inham waar ze kan schuilen voor de helikopters die jacht op haar maken, een rottende ram die als camouflage dient, een heetwaterbron die haar onderkoelde lichaam op temperatuur brengt. In al haar plannen en activisme om de natuur te redden blijkt dat de zelfstandige Halla het landschap nodig te hebben om te overleven. Halla kan niet alleen de natuur redden, maar heeft haar in ruil ook nodig. De film werpt zo een nieuw licht op de kracht van de mens. Is menselijke kracht alleen heersen en overheersen, of is het ook krachtig om te kunnen ontvangen en ruimte te maken voor wederkerigheid?
Het is dit perspectief op de mens dat dichtbij de vragen van psalm 104 ligt. Psalm 104 gebruikt op vergelijkbare wijze beelden van de schepping, om zo aan de kaak te stellen hoe wij onszelf en God kunnen zien. Verschil is dat de machtige natuurbeelden in deze psalm de aanwezigheid van God proberen te beschrijven. De psalm is een ode, een loflied aan de schepping. Op poëtische wijze schetst het ons hoe wezenlijk God de schepping doortrekt. Laat me iets meer zeggen over de poëtische taal. Want poëzie is een bijzondere vorm van taal. Het wil niks bewijzen, geen claims maken of iets verklaren. In de geschiedenis van het christendom en de uitleg van de Bijbel is het daar vaak misgegaan. Te vaak zijn poëtische beelden uit de Bijbel letterlijk opgevat. Natuurrampen konden zo verklaart worden als de straf van God. Berekeningen werden gemaakt over het einde der tijden. De volgorde van de schepping als een reden om vrouwen onder mannen te plaatsen. Zwarten onder witten. Uitsluiting en veroordeling met de Bijbel in de hand. Het unieke van de taal van poëzie is nu juist dat het zich aan al zulke stellingnames onttrekt en tegelijkertijd het vermogen behoudt om belangrijke zaken aan ons te communiceren. Ik geef u een voorbeeld. Een klein gedicht van Judith Herzberg over het weer: Hoewel het weerbericht / het weer voorzag / kwam er geen weer meer / na die dag. Het gedicht spreekt met woorden die we kennen, toch is het voor ons als lezer meteen duidelijk. Het gaat niet letterlijk over het weer of het weerbericht. Maar over afscheid van iemand nemen. Of misschien over iemand nooit weer zien. In de vertrouwde en vaak tijdloze woorden van poëtische taal, wordt betekenis gegeven aan wezenlijke ervaringen die amper in feiten of letterlijke woorden zijn te bevatten. Zo ook de psalmen, haar beelden verwoorden ervaringen met God. In poëtische woorden worden onbekende goddelijke werelden aan ons geopend. Onverwachte perspectieven.
De beelden van psalm 104 helpen ons om iets te begrijpen van hoe God als de eeuwige en ondoorgrondelijke in ons leven aanwezig is en zichtbaar wil zijn. We horen, eerst was er chaos, net als in Genesis. Maar God maakt orde in die chaos, land wordt van water gescheiden. Het water waarmee de aarde bedekt was, trekt zich terug in rivieren, zeeën en meren en wordt begrensd. Er ontstaat een zorgvuldige balans tussen water en land. Het land wordt daardoor vruchtbaar. Er is meer dan genoeg om een ieder te verzadigen. Het leven dringt zich voluit aan. Doortrokken en begrensd door God komt de schepping in balans. Rust en regelmaat. Land en water. Genoeg voor iedereen.
U zult misschien denken, is dat niet hopeloos idealistisch? Is de aarde, in schril contrast, niet een plek waar mensen elkaar naar het leven staan? Met andere woorden, is psalm 104 nog
wel realistisch voor vandaag de dag? Een vraag waar ik volmondig: ‘Nee!’, op zeg. Godzijdank, schotelt psalm 104 ons geen beeld voor van realiteiten. Het spreekt tot onze verbeelding. Het geeft ons een beeld van verlangen. Psalm 104 hoopt net als de film een nieuw perspectief bij ons te openen. Een goddelijk perspectief. Een nieuw licht te werpen op wat het kan betekenen mens te zijn op aarde. Juist omdat wij mensen er zo’n potje van maken. Om duidelijk te maken, deze aarde met haar aardse realiteiten, hoe wij nu als mensen met elkaar leven. Het heeft niet het laatste woord. Het kan en zal anders worden. De psalm nodigt ons uit ons vertrouwen te stellen in dit verlangen. Ons niet te wortelen in aardse zekerheden en begrenzingen, maar ons te laten doortrekken door Gods liefde. In het verlangen naar een ander leven met elkaar, met onze omgeving. Naar een andere wereld waarin jij als mens, en wij als mensen met elkaar kunnen bloeien. Dat is niet een eenzaam en hopeloos verlangen, maar een verlangen dat wij delen met God. God heeft belooft met ons te zijn en de aarde een nieuw gelaat te zullen geven. Het is die Geest die op Jezus neerdaalt tijdens zijn doop. En in die Geest zullen ook wij worden herschapen. In zijn adem krijgt de aarde een nieuw gelaat.
Een nieuw gelaat voor de aarde. Voluit leven. Ik verlang er naar. Zeker na deze pijnlijke week van de Nashville verklaring. U heef het vast gehoord. In de naam van God, ondertekenden enkele honderden predikanten een verklaring om zich zo uit te spreken, tegen wat zij beschouwen als een te losse moraal rondom thema's als homoseksualiteit, genderneutraliteit en transgenderisme tegen te gaan. Een verklaring die naar mijn mening niks met God te doen had, maar mensen besloten andere mensen uit te sluiten. Angst werd boven liefde gesteld. God werd begrensd. Aan banden gelegd. Het staat haaks op het weidse beeld van God in psalm 104. Op de Geest van God die neerdaalt op Jezus. Als God grenzen stelt, bijvoorbeeld aan het water in psalm 104, dan zijn het grenzen die de aarde vruchtbaar maken. Die ervoor zorgen dat alle mensen en de hele schepping verzadigd zijn. De mens bloeit ervan op. Het is dat verlangen van God, dat de psalm bijna uitstroomt.
Geloven vraagt daarom om mensen die durven te verlangen. Die durven om zichzelf in angstaanjagende ruimte te plaatsen. Een ruimte, niet van zeker weten en eigen gelijk. Maar een ruimte van goddelijk verlangen naar een nieuwe wereld. Van dorsten naar een wereld waar we zelf amper woorden voor hebben. Een wereld die we mogen ontvangen. Vol van dat wat we zelf nooit hadden bedacht. Het is een uitnodiging om wie jij bent, jouw identiteit, te wortelen in de goddelijke belofte van liefde. Om met de adem van God te worden doortrokken. Zoals zichtbaar geworden in de doop van Jezus. In Jezus Christus telt het niet wie de mensen denken dat je bent, in welke hokjes onze wereld je indeelt, waar je woont, je afkomst, leeftijd, seksualiteit, sociale status en geslacht. Ze doen er niet toe. Het enig wat telt is of er mensen zijn die het aandurven, om hun leven in het licht van goddelijke liefde te zien. Om mensen die durven te aanvaarden wat we vaak maar amper geloven. Een nieuw begin.
Paulus zegt het beter, dan ik het zelf ooit zou kunnen zeggen:
Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. (Galaten 3: 28)
Amen
Enrieke Damen
Gastvrijheid, een preek over psalm 15 ds. H. Fortuin, Delfzijl
Deze preek was onderdeel van de kerkdienst op zondag 21 juli 2019 in de dorpskerk van Slochteren.
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent,
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
Psalm 15: 1.
Gemeente van Christus,
In Psalm 15 gaan we een eindje mee met mensen onderweg. Hun tocht is lang, vaak vermoeiend. Ze gaan naar Jeruzalem – ze trekken op uit alle windstreken om in de tempel samen een groot feest te vieren: Pasen, Loofhutten… Zoals dat gaat, onderweg, zingen ze lofzangen, verheugen ze zich op het grote feest. Het gaat stapje voor stapje – toch is het niet al feestvreugde wat de klok slaat.
Ze komen dichter bij Jeruzalem, thuis is steeds verder weg. En zoals dat gaat: naarmate de afstand groeit, kun je je leven van alledag van een afstand bekijken. Steeds dichter komen ze bij Jeruzalem, de plaats waar God woont. En waar mensen naderen tot God, groeit altijd het besef: 'Hoe is het mogelijk, hoe kan het dat wij als mensen zo dicht bij Gods heerlijkheid kunnen verkeren?'
Onderweg naar Jeruzalem zingen de pelgrims:
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent?
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
Is het een lied van hoop? Een lied van vrees? Een mengeling van beide? Verheugd zijn ze op weg om dicht bij de bevrijder en beschermer van Israël te zijn, bij de God die mensen het leven geeft en hen bewaart.
Beschroomd zijn ze ook – zo dicht bij God wordt toch alles in hun leven blootgelegd wat tegen bevrijding in gaat, wat levens van mensen verwoest en de samenleving ontwricht. Hoe vergaat het ons, nu we hen een eindweegs vergezellen? Zijn hun hoop en hun vrees niet ook de onze als we kijken naar Gods heerlijkheid en naar de alledaagsheid van ons dagelijks bestaan?
Wie durft een beroep te doen op Gods gastvrijheid – dat oud-oosterse gebruik dat bescherming biedt in onherbergzame streken, onderdak, een welvoorziene tafel en respect van de gastheer en zijn hele huis? We hoeven niet bang te zijn dat ons de gastvrijheid wordt geweigerd. Gastvrijheid is een plicht; de gastheer is eraan gebonden. Als dat voor mensen geldt, geldt dat zeker voor God! Kunnen we bij die Gastheer al onze verborgen ondeugden wel blijven verbergen? Kun je het wel verdragen om jezelf bij hem zo tegen te komen?
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent,
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
Gelukkig is er meteen antwoord – niet uit de hemel, maar uit de monden van mensen. De pelgrims zijn gelovige mensen, Israëlieten. Ze weten dat ze het volk van de Eeuwige zijn en ze weten wat dat betekent. Ze kunnen, ze durven met een gerust hart een beroep te doen op de gastvrijheid van de Eeuwige – een welkom voor onbepaalde tijd.
'Die wandelt oprecht
'en gerechtigheid doet
'die de waarheid hartgrondig belijdt.'
Het gaat er niet om of je je bestemming wel bereikt, of je de tempel wel binnen mag of de hemelpoort. De vreugde om spoedig dichtbij God te verkeren en de vrees dat je daar niet kunt bestaan wortelen diep in ons mensen – in die vreemde neiging om eigen wegen te zoeken, weg van God. Zo sluiten we God buiten en lopen we de dood in. Niet alleen ons eigen leven verwoesten we onderweg.
De Heer wijst mensen duidelijk een weg om bij hem te komen en bij hem te blijven, in leven en in sterven. Die weg is niet onbegaanbaar voor ons mensen. Het is niet ons noodlot dat we alleen onze eigen wegen zouden kunnen gaan, dat we nooit beter zouden kunnenweten. De Heer is naar de mensen toe gekomen. Hijzelf heeft ons de weg gewezen – hij heeft ons onderweg trouw beloofd, onderweg naar Jeruzalem, onderweg in ons leven.
Niet de impulsen van ons eigen hart bepalen onze weg in het leven. We mogen ons hart richten op de Eeuwige en de weg bewandelen die hij wijst. :
'Die wandelt oprecht
'en gerechtigheid doet
'die de waarheid hartgrondig belijdt.'
Als we zo onderweg zijn, is ons hele leven onderweg zijn naar hem! Hij zal mensen toch niet een weg wijzen die voor ons onbegaanbaar is, onmogelijk en ongewis?
'Oprecht wandelen' – zo mogen mensen onderweg zijn in het leven, stap voor stap. Nee, we zijn niet volmaakt. Maar dat staat er ook niet! Er staat 'oprecht'. 'Oprecht wandelen' betekent zoveel als: zo je weg gaan dat je leven aan zijn bedoeling beantwoordt. Het betekent: je kunt toegeven dat je fouten maakt, dat je niet volmaakt bent. Het betekent: je durft toch door te gaan, opnieuw te beginnen en weer stap voor stap op weg gaan.
'Gerechtigheid doen' – dat betekent: je leeft zo dat je tot zegen bent van de mensen om je heen. Het betekent: de mensen met wie je leeft kunnen tot hun recht komen, deel van leven hebben.
'De waarheid hartgrondig belijden' – dat betekent: je bent een mens uit één stuk; mensen kunnen op je vertrouwen. En: ze kunnen er vooral op vertrouwen dat je hele leven erop gericht is om de waarheid van Gods liefde te zoeken en die in alles en aan allen te laten horen en te laten zien.
Oprecht wandelen, gerechtigheid doen, de waarheid hartgrondig belijden' – dat heeft zijn effect in je eigen leven, in je eigen gemoedsrust en je eigen vrijmoedigheid voor het aangezicht van de Eeuwige. Als je die richting kiest in je leven heeft dat ook zijn uitwerking om je heen. De Psalm geeft drie voorbeelden van mensen die de volmaakte weg gaan, doen wat goed is en oprecht de waarheid spreken.
Het eerste voorbeeld:
'Die doet aan lasterpraat niet mee,
'die benadeelt een ander niet
'en drijft niet de spot met de naaste.'
Natuurlijk klets je niet rond wat je maar op de tong komt – allerlei onzin die de waarheid verdraait en onvindbaar maakt! Natuurlijk breng je dan je medemens geen kwaad toe! Natuurlijk laad je dan geen smaad op je naaste. Je verkoopt geen praatjes die een medemens vernederen, die geen respect tonen voor zijn of haar leven, ook al is dat heel anders gelopen dan jouw leven, dan het leven van de meeste mensen. Je verkoopt geen praatjes die mensen ook in de ogen van wie die praatjes horen naar beneden halen, zodat ze geen plaats meer hebben in de samenleving omdat ze 'minder' zouden zijn.
Als je zo bezig bent met de weg die God wijst, is dat heilzaam voor alle contacten met je medemensen. Als je zo bezig bent, maakt dat de samenleving een goede en veilige plaats voor allen die er wonen.
Nee, volmaakt hoef je niet te zijn – fouten zul je natuurlijk maken, je zult mensen pijn doen. Maar je mag opstaan en verdergaan, steeds weer de goede weg op, tot zegen van de kring van je naasten.
Het tweede voorbeeld in de Psalm laat zien: ook buiten de kring van de directe naaste heeft het leven van de oprechte invloed. Wie is de 'nietswaardige' die hij veracht? We hebben al gezien: niet de mens op wie de samenleving neerkijkt, een arme, een 'andere', een vreemdeling. Die 'nietswaardige' is iemand die zich van God noch gebod iets aantrekt. Zo iemand leidt zijn leven ten koste van zijn medemensen, zo iemand is de dwaas waarvan psalm 14 sprak.
Die dwaas loochent God, die leeft niet oprecht en sticht kwaad onder de mensen. Hoe rijk of machtig ook: zo iemand verdient niet de achting van wie op de weg wandelt die God wijst, ook al gaat die de weg met vallen en opstaan, maar zich er niet vanaf laat brengen. Zo telt in de gemeente niet of mensen rijk of machtig zijn. In de gemeente telt: zijn ze met hun hele hart, met alles wat ze doen gericht op de liefde van God – die de liefde tot de naaste bewerkt!
En tenslotte, als derde voorbeeld, blijft ook de financieel-economische-juridische wereld niet onaangeroerd als mensen oprecht wandelen, gerechtigheid doen en de waarheid hartgrondig belijden. Natuurlijk blijf je dan trouw aan wat je hebt gezworen of beloofd, ook al is het nadelig voor je. Natuurlijk verrijk je je niet over de rug van een naaste die het financieel even niet redt – en die je door woeker nog dieper in het moeras duwt. In het oude oosten waren rentepercentages van 20 – 35% heel gewoon! Steekpenningen aannemen om een arme onschuldige de straf te laten dragen van een rijke schuldige? Natuurlijk niet!
Deze psalm is een lied van pelgrims onderweg naar Jeruzalem, naar de heilige berg waar God woont. Jezus zich vaak bij die lange, zingende stoet pelgrims aangesloten. Hij bezocht Marta en Maria onderweg, de laatste keer dat hij met zijn gezellen de Paasbedevaart ondernam en de liederen, de Psalmen meezong.
Op het eerste gezicht kan deze Psalm je bang maken: 'Ik ben gewoon een mens, niet volmaakt, met fouten. Hoe zou ik ooit in Gods tent welkom zijn?' Zo denk je als je vanuit jezelf redeneert, vanuit je gevoel van tekortschieten in het leven, tekortschieten in de liefde. Alsof je en prestatie moet leveren om binnen te mogen. Was Martha in al haar 'dienen' misschien zo bezig met die eigen prestatie voor Jezus dat ze de Heer helemaal niet meer zag?
De Psalm leert ons: we hoeven niets te presteren. Gewoon ons leven toevertrouwen aan de Heer is het enige, gewoon een beroep doen op de grote Gastheer op de heilige berg Sion. Een Gastheer weigert niemand toegang.
Was dat misschien het goede deel dat Maria gekozen had – met haar hele hart gericht op het Woord van de Heer?
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent?
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
'Die wandelt oprecht
'en gerechtigheid doet
'die de waarheid hartgrondig belijdt.'
'Wie zo handelt, hij zal
'niet wankelen in eeuwigheid'
AMEN
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent,
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
Psalm 15: 1.
Gemeente van Christus,
In Psalm 15 gaan we een eindje mee met mensen onderweg. Hun tocht is lang, vaak vermoeiend. Ze gaan naar Jeruzalem – ze trekken op uit alle windstreken om in de tempel samen een groot feest te vieren: Pasen, Loofhutten… Zoals dat gaat, onderweg, zingen ze lofzangen, verheugen ze zich op het grote feest. Het gaat stapje voor stapje – toch is het niet al feestvreugde wat de klok slaat.
Ze komen dichter bij Jeruzalem, thuis is steeds verder weg. En zoals dat gaat: naarmate de afstand groeit, kun je je leven van alledag van een afstand bekijken. Steeds dichter komen ze bij Jeruzalem, de plaats waar God woont. En waar mensen naderen tot God, groeit altijd het besef: 'Hoe is het mogelijk, hoe kan het dat wij als mensen zo dicht bij Gods heerlijkheid kunnen verkeren?'
Onderweg naar Jeruzalem zingen de pelgrims:
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent?
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
Is het een lied van hoop? Een lied van vrees? Een mengeling van beide? Verheugd zijn ze op weg om dicht bij de bevrijder en beschermer van Israël te zijn, bij de God die mensen het leven geeft en hen bewaart.
Beschroomd zijn ze ook – zo dicht bij God wordt toch alles in hun leven blootgelegd wat tegen bevrijding in gaat, wat levens van mensen verwoest en de samenleving ontwricht. Hoe vergaat het ons, nu we hen een eindweegs vergezellen? Zijn hun hoop en hun vrees niet ook de onze als we kijken naar Gods heerlijkheid en naar de alledaagsheid van ons dagelijks bestaan?
Wie durft een beroep te doen op Gods gastvrijheid – dat oud-oosterse gebruik dat bescherming biedt in onherbergzame streken, onderdak, een welvoorziene tafel en respect van de gastheer en zijn hele huis? We hoeven niet bang te zijn dat ons de gastvrijheid wordt geweigerd. Gastvrijheid is een plicht; de gastheer is eraan gebonden. Als dat voor mensen geldt, geldt dat zeker voor God! Kunnen we bij die Gastheer al onze verborgen ondeugden wel blijven verbergen? Kun je het wel verdragen om jezelf bij hem zo tegen te komen?
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent,
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
Gelukkig is er meteen antwoord – niet uit de hemel, maar uit de monden van mensen. De pelgrims zijn gelovige mensen, Israëlieten. Ze weten dat ze het volk van de Eeuwige zijn en ze weten wat dat betekent. Ze kunnen, ze durven met een gerust hart een beroep te doen op de gastvrijheid van de Eeuwige – een welkom voor onbepaalde tijd.
'Die wandelt oprecht
'en gerechtigheid doet
'die de waarheid hartgrondig belijdt.'
Het gaat er niet om of je je bestemming wel bereikt, of je de tempel wel binnen mag of de hemelpoort. De vreugde om spoedig dichtbij God te verkeren en de vrees dat je daar niet kunt bestaan wortelen diep in ons mensen – in die vreemde neiging om eigen wegen te zoeken, weg van God. Zo sluiten we God buiten en lopen we de dood in. Niet alleen ons eigen leven verwoesten we onderweg.
De Heer wijst mensen duidelijk een weg om bij hem te komen en bij hem te blijven, in leven en in sterven. Die weg is niet onbegaanbaar voor ons mensen. Het is niet ons noodlot dat we alleen onze eigen wegen zouden kunnen gaan, dat we nooit beter zouden kunnenweten. De Heer is naar de mensen toe gekomen. Hijzelf heeft ons de weg gewezen – hij heeft ons onderweg trouw beloofd, onderweg naar Jeruzalem, onderweg in ons leven.
Niet de impulsen van ons eigen hart bepalen onze weg in het leven. We mogen ons hart richten op de Eeuwige en de weg bewandelen die hij wijst. :
'Die wandelt oprecht
'en gerechtigheid doet
'die de waarheid hartgrondig belijdt.'
Als we zo onderweg zijn, is ons hele leven onderweg zijn naar hem! Hij zal mensen toch niet een weg wijzen die voor ons onbegaanbaar is, onmogelijk en ongewis?
'Oprecht wandelen' – zo mogen mensen onderweg zijn in het leven, stap voor stap. Nee, we zijn niet volmaakt. Maar dat staat er ook niet! Er staat 'oprecht'. 'Oprecht wandelen' betekent zoveel als: zo je weg gaan dat je leven aan zijn bedoeling beantwoordt. Het betekent: je kunt toegeven dat je fouten maakt, dat je niet volmaakt bent. Het betekent: je durft toch door te gaan, opnieuw te beginnen en weer stap voor stap op weg gaan.
'Gerechtigheid doen' – dat betekent: je leeft zo dat je tot zegen bent van de mensen om je heen. Het betekent: de mensen met wie je leeft kunnen tot hun recht komen, deel van leven hebben.
'De waarheid hartgrondig belijden' – dat betekent: je bent een mens uit één stuk; mensen kunnen op je vertrouwen. En: ze kunnen er vooral op vertrouwen dat je hele leven erop gericht is om de waarheid van Gods liefde te zoeken en die in alles en aan allen te laten horen en te laten zien.
Oprecht wandelen, gerechtigheid doen, de waarheid hartgrondig belijden' – dat heeft zijn effect in je eigen leven, in je eigen gemoedsrust en je eigen vrijmoedigheid voor het aangezicht van de Eeuwige. Als je die richting kiest in je leven heeft dat ook zijn uitwerking om je heen. De Psalm geeft drie voorbeelden van mensen die de volmaakte weg gaan, doen wat goed is en oprecht de waarheid spreken.
Het eerste voorbeeld:
'Die doet aan lasterpraat niet mee,
'die benadeelt een ander niet
'en drijft niet de spot met de naaste.'
Natuurlijk klets je niet rond wat je maar op de tong komt – allerlei onzin die de waarheid verdraait en onvindbaar maakt! Natuurlijk breng je dan je medemens geen kwaad toe! Natuurlijk laad je dan geen smaad op je naaste. Je verkoopt geen praatjes die een medemens vernederen, die geen respect tonen voor zijn of haar leven, ook al is dat heel anders gelopen dan jouw leven, dan het leven van de meeste mensen. Je verkoopt geen praatjes die mensen ook in de ogen van wie die praatjes horen naar beneden halen, zodat ze geen plaats meer hebben in de samenleving omdat ze 'minder' zouden zijn.
Als je zo bezig bent met de weg die God wijst, is dat heilzaam voor alle contacten met je medemensen. Als je zo bezig bent, maakt dat de samenleving een goede en veilige plaats voor allen die er wonen.
Nee, volmaakt hoef je niet te zijn – fouten zul je natuurlijk maken, je zult mensen pijn doen. Maar je mag opstaan en verdergaan, steeds weer de goede weg op, tot zegen van de kring van je naasten.
Het tweede voorbeeld in de Psalm laat zien: ook buiten de kring van de directe naaste heeft het leven van de oprechte invloed. Wie is de 'nietswaardige' die hij veracht? We hebben al gezien: niet de mens op wie de samenleving neerkijkt, een arme, een 'andere', een vreemdeling. Die 'nietswaardige' is iemand die zich van God noch gebod iets aantrekt. Zo iemand leidt zijn leven ten koste van zijn medemensen, zo iemand is de dwaas waarvan psalm 14 sprak.
Die dwaas loochent God, die leeft niet oprecht en sticht kwaad onder de mensen. Hoe rijk of machtig ook: zo iemand verdient niet de achting van wie op de weg wandelt die God wijst, ook al gaat die de weg met vallen en opstaan, maar zich er niet vanaf laat brengen. Zo telt in de gemeente niet of mensen rijk of machtig zijn. In de gemeente telt: zijn ze met hun hele hart, met alles wat ze doen gericht op de liefde van God – die de liefde tot de naaste bewerkt!
En tenslotte, als derde voorbeeld, blijft ook de financieel-economische-juridische wereld niet onaangeroerd als mensen oprecht wandelen, gerechtigheid doen en de waarheid hartgrondig belijden. Natuurlijk blijf je dan trouw aan wat je hebt gezworen of beloofd, ook al is het nadelig voor je. Natuurlijk verrijk je je niet over de rug van een naaste die het financieel even niet redt – en die je door woeker nog dieper in het moeras duwt. In het oude oosten waren rentepercentages van 20 – 35% heel gewoon! Steekpenningen aannemen om een arme onschuldige de straf te laten dragen van een rijke schuldige? Natuurlijk niet!
Deze psalm is een lied van pelgrims onderweg naar Jeruzalem, naar de heilige berg waar God woont. Jezus zich vaak bij die lange, zingende stoet pelgrims aangesloten. Hij bezocht Marta en Maria onderweg, de laatste keer dat hij met zijn gezellen de Paasbedevaart ondernam en de liederen, de Psalmen meezong.
Op het eerste gezicht kan deze Psalm je bang maken: 'Ik ben gewoon een mens, niet volmaakt, met fouten. Hoe zou ik ooit in Gods tent welkom zijn?' Zo denk je als je vanuit jezelf redeneert, vanuit je gevoel van tekortschieten in het leven, tekortschieten in de liefde. Alsof je en prestatie moet leveren om binnen te mogen. Was Martha in al haar 'dienen' misschien zo bezig met die eigen prestatie voor Jezus dat ze de Heer helemaal niet meer zag?
De Psalm leert ons: we hoeven niets te presteren. Gewoon ons leven toevertrouwen aan de Heer is het enige, gewoon een beroep doen op de grote Gastheer op de heilige berg Sion. Een Gastheer weigert niemand toegang.
Was dat misschien het goede deel dat Maria gekozen had – met haar hele hart gericht op het Woord van de Heer?
'Heer, wie kan als gast vertoeven in uw tent?
'Wie kan wonen op uw heilige berg?'
'Die wandelt oprecht
'en gerechtigheid doet
'die de waarheid hartgrondig belijdt.'
'Wie zo handelt, hij zal
'niet wankelen in eeuwigheid'
AMEN